Het was vlakbij, nauwelijks vijftien kilometer. Aan de rand van het dorp, waar je de duinen en het groene water van de zee al zag liggen, stonden kleine huizen op een rij, zonder bovenverdieping, elk met een hekje ervoor. De hekjes waren geverfd in blauw, in wit, in groen. Dat van zijn moeder was lichtgroen.
Hij wist dat er tussen alle gordijnen door buren naar hem keken. Hij wist dat er werd gezegd: ‘Het is de burgemeester van Veurne.’
En zij wisten van hun kant dat zijn vader, de oude Joris, tot de dag van zijn dood garnalen had gevist, met zijn paard, dat bij laagwater een net over het strand sleepte.… > Lees verder
Georges Simenon, De blauwe kamer (fragment)
‘Heb ik je pijn gedaan?’
‘Nee.’
‘Ben je boos op me?’
‘Nee.’
Het was waar. Op dat moment was alles waar, want hij beleefde de scène in het rauwe hier en nu, zonder zich iets af te vragen, zonder te proberen iets te begrijpen, zonder te vermoeden dat er ooit iets te begrijpen zou zijn. Niet alleen was alles waar, alles was ook echt: hij, de kamer, Andrée die languit bleef liggen op het overhoopgehaalde bed, naakt, haar benen wijd, met de donkere vlek van het geslacht waaruit een sliertje sperma liep.
Was hij gelukkig? Had iemand het hem gevraagd, dan zou hij zonder aarzelen ja hebben gezegd.… > Lees verder
Een bezweringsformule die alles bij het oude laat
Maigret bestelt nog een pilsje. Hij zit op de Place de la République en leest zijn ochtendkranten, het is begin augustus en warm. Bier smaakt dan o zo koel en stijgt o zo prettig naar het hoofd. Na de lunch volgen nog een terrasje met zijn vrouw, een diner in een restaurant met vrienden, wijn en calvados, en een slaapmutsje.
Zo wordt Maigrets drinkgedrag beschreven in het openingshoofdstuk van Maigret incognito. De man heeft vakantie, we gunnen hem zijn verzetje. Maar je hoeft geen commissaris Maigret te zijn om met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te kunnen voorspellen dat wie om elf uur ’s ochtends met drinken begint, om elf uur ’s avonds in de olie is.… > Lees verder