[…] Je kamer is het middelpunt van de wereld. Dit hol, dit rommelhok onder de vliering waar voor immer jouw geur hangt, dit eenzame bed waar je in schuift, dit rekje, dit linoleum, dit plafond waarvan je de scheuren, de schilfers, de vlekken en oneffenheden honderdduizend maal hebt geteld, dit wastafeltje dat zo klein is dat het op een poppenmeubel lijkt, dit teiltje, dit raam, dit behang waarvan je elke bloem, elke stengel, elk vlechtwerk kent en waarvan jij als enige kunt bevestigen dat ze ondanks de haast feilloze perfectie der druktechnieken nooit helemaal op elkaar lijken, deze kranten die je hebt gelezen en herlezen, die je nog eens zult lezen en herlezen, deze gebarsten spiegel die nooit iets anders heeft weerspiegeld dan jouw gezicht, verbrokkeld in drie delen van ongelijke grootte die elkaar gedeeltelijk overlappen, iets waaraan je zo gewend bent geraakt dat je het haast kunt negeren, je vergeet de vage omtrek van een oog in je voorhoofd, van een gespleten neus, van een permanent verwrongen mond, je neemt alleen nog notitie van een y-vormige striem, het haast vergeten, haast vervaagde litteken van een oude wond, sabelhouw of zweepslag, die weggezette boeken, die ventilatorkachel, die met donkerrood pegamoid beklede koffergrammofoon: zo begint en eindigt jouw koninkrijk, dat in concentrische cirkels wordt omgeven door goedaardige of kwaadaardige, altijd aanwezige geluiden, het enige wat je met de wereld verbindt: het druppelen van de kraan van het fonteintje op de overloop, de geluiden van je buurman, zijn keel die hij schraapt, de laden die hij open‑ en dichtschuift, zijn hoestbuien, het fluiten van zijn ketel, de geluiden van de rue Saint-Honoré, het onafgebroken geruis van de stad.… > Lees verder