‘De dood en de boekenwurm’ luidt het Tsjechische opschrift bij deze ets van Johann Rudolf Schellenberg uit 1785. Hij herinnert liefhebbers van het gedrukte woord eraan dat er nog iets ergers is dan een omgevallen boekenkast: een boekenkast die omvalt.
Negenennegentig dingen die ik het einde vind
- Allerlei kleine genoegens die in kitsch veranderen zodra je ze beschrijft (zie Philippe Delerm).
- In het donker door de heuvels van de Morvan naar huis rijden over de D980, die beter D960 had kunnen heten, naar Schuberts laatste pianosonate.
- De herinnering aan de ijskoude winter van 2003, toen we elke dag in slaapzakken naar het weerbericht van Arte keken.
- De vliegentapper van de tweetalige kleuter Nathalie.
- Onze buren hoger op de heuvel, die altijd thuis zijn en die we nooit horen.
- De bemoste appelbomen achter in de tuin.
- De inmiddels geasfalteerde appelboomgaard van mijn opa.
- Het hebben van een visueel geheugen (denk ik, want zelf ben ik zuiver auditief).
Burchten van het vergetelijke
Op mijn bureau ligt één boek: Het doek van Milan Kundera. Het is een boek dat me om verschillende redenen dierbaar is, niet in de laatste plaats omdat ik er als vertaler een aantal maanden in heb gewoond. Maar het is niet mijn lievelingsboek, ik heb het alleen tevoorschijn gehaald omdat ik me niet goed meer herinnerde wat Kundera schrijft over het thema roman en vergetelheid. Dit vooral: ‘De roman verhoudt zich tot de vergetelheid als een slecht versterkte burcht […]; bij het omslaan van de bladzijde vergeet ik al wat ik net heb gelezen; het enige wat me bijblijft is een soort samenvatting die onmisbaar is voor het begrip van het vervolg, terwijl alle details, de kleine observaties en de mooie formuleringen, al zijn uitgewist.… > Lees verder
Een moestuin vol steunstokken
‘De puntkomma was een van de grote clichés van de achttiende-eeuwse literatuur: Vivant Denon, man van de wereld die wil bewijzen dat hij een schrijver is (hij was museumconservator), paalt er het begin van zijn novelle Point de lendemain mee af als een moestuin met steunstokken.’
Het citaat is afkomstig uit de kersverse Dictionnaire égoïste de la littérature française van Charles Dantzig, en alles zit erin: het panoramische overzicht, de treffende observatie, de ironische steek onder water, de verrassende vergelijking. En in dit geval ook de grote misser, want Dantzig vat het leven van de schilder, schrijver, avonturier, diplomaat en (vanaf 1802, vijfentwintig jaar na het verschijnen van Point de lendemain) eerste directeur van het Louvre tendentieus samen, citeert de gewraakte beginregels vervolgens verkeerd uit de herziene, negentiende-eeuwse versie en doet net alsof hij niet weet dat diezelfde beginregels door Milan Kundera zijn uitgeroepen tot de allermooiste van de hele Franse literatuur.… > Lees verder