web analytics

Charles Baudelaire, ‘De armendood’ (work in progress)

De armendood

Het is de dood die troost, helaas, en die doet leven;
Hij is ons enig doel, de hoop van ons bestaan,
Die, als een elixir, een dronken roes kan geven
En ons de moed schenkt om tot ’s avonds door te gaan.

Aan onze zwarte kim zien we hem trillend zweven,
Oplichtend in de sneeuw, in ijzel en orkaan;
De welbekende herberg, in het boek beschreven,
Waar bed en stoel en maaltijd ons te wachten staan.

[…]

[Charles Baudelaire, ‘La mort des pauvres’, vertaling © Martin de Haan. Dit is work in progress, de laatste wijziging dateert van 27 september 2018.]> Lees verder

Krenten in de pap: nieuwe Baudelairevertalingen van Paul Claes

‘Wij van Claes adviseren Claes’

Met dat motto typeerde Vincent Hunink, veelgeprezen vertaler van onder anderen Tacitus en Seneca, ooit de basishouding van zijn al even veelgeprezen collega Paul Claes. ‘Paul Claes kan er geen genoeg van krijgen. In artikel na artikel verdedigt hij zijn eigen vertalingen via kritiek op andermans werk’, schreef Hunink in het vertaaltijdschrift Filter, en er zijn inderdaad nauwelijks auteurs te bedenken die Claes heeft vertaald zónder zijn voorgangers (en opvolgers, denk aan de Joyce-vertalers Henkes en Bindervoet) te bekritiseren. De enige uitzondering is misschien Rimbaud: Claes vermeldt in de herziene editie van zijn vertalingen het bestaan van de prachtige versie van Hans van Pinxteren niet eens – ook een manier om afstand te nemen van een concurrent.… > Lees verder

Charles Baudelaire, Mijn hart blootgelegd (fragment)

Baudelaire23. FLITSEN

Ik heb geloof ik al eens in mijn aantekeningen geschreven dat de liefde veel weg heeft van een foltering of een chirurgische operatie. Maar dat idee kan op uiterst wrange wijze worden uitgewerkt. Zelfs al zouden beide minnaars dolverliefd en vol verlangen naar elkaar zijn, dan nog is een van beide altijd kalmer of minder bezeten dan de ander. Die man, of die vrouw, is de chirurg of de beul; de ander is de patiënt, het slachtoffer. Hoort u dat gezucht, het voorspel tot een tragedie van ontering, dat gekreun, dat geschreeuw, dat gereutel? Wie heeft het niet uitgestoten, wie heeft het niet onverbiddelijk afgedwongen?… > Lees verder

Charles Baudelaire, Mijn hart blootgelegd, nawoord

Je veux dater ma colère, ‘ik wil mijn woede dagtekenen’, schrijft Charles Baudelaire (1821 – 1867) onder aan een prozafragment waarin hij het einde van de wereld aankondigt. In het manuscript staat boven het omcirkelde woord colère het woord tristesse geschreven. De aarzeling is veelzeggend. Woede kan naar binnen slaan, verdriet kan worden uitgeschreeuwd – die in elkaar overlopende passies vormen de emotionele humus van de nagelaten notities die hier onder de verzameltitel Mijn hart blootgelegd zijn bijeengebracht. ‘Aantekeningen van een misantroop’ gold lange tijd als werktitel van dit boek, naar analogie van een schets uit 1863 die Baudelaire Lettres d’un atrabilaire, ‘Brieven van een zwartgallige’ had genoemd.… > Lees verder

Agenda: Baudelaire zonder vangnet

baudelairenadarWEB_fcef9132b01381e954fcd84aa5a7c9a6baefe56dExact 150 jaar geleden, op 24 april 1864, arriveerde Charles Baudelaire in Brussel. Over Belgische en andere ergernissen schreef hij fascinerende notities, vertaald door Rokus Hofstede in Mijn hart blootgelegd (uitg. Voetnoot). Op dinsdag 29 april organiseert het Brusselse literatuurhuis Passa Porta een avond rond Baudelaires nagelaten proza. De poète maudit staat ook in het nieuwe nummer van DW B over schrijven zonder vangnet, gepresenteerd door Christophe Van Gerrewey en Daniël Rovers. Acteur François Beukelaers leest voor, tweetalig. Gastvrouw is Gudrun De Geyter.… > Lees verder

De dood der schoonheid

Baudelaire wist niet dat hij Baudelaire zou worden.
Louis Scutenaire, Mes Inscriptions

In ‘Le Phénomène futur’, een prozagedicht van Mallarmé, wordt het kunstmatig geconserveerde lijk van een naakte vrouw door de Vertoner van Voorbije Dingen op de kermis tentoongesteld aan een gedegenereerde mensheid. Een deel van het kermispubliek blijft onverschillig bij de aanblik van de gebalsemde wondervrouw, een ander deel raakt hevig aangedaan, terwijl de dichters uit die toekomstige tijden ‘(…) in hun doffe ogen een licht voelen aangaan en heensluipen naar hun lamp, een ogenblik dronken van schimmige glorie, in de ban van het Ritme en vergetend dat ze leven in een tijd die na de dood der schoonheid voortbestaat.’… > Lees verder