web analytics

Dany Laferrière, Ik ben een Japanse schrijver, fragment

Het staande leven

Het is een verbeten oorlog tussen tijd en ruimte. De politieruimte maakt dat je kan worden geïdentificeerd (jij daar, waar kom jij vandaan?). De kannibaaltijd lust je rauw. Omdat ik in de Caraïben geboren ben, word ik automatisch een Caraïbische schrijver. In de boekhandel, in de bibliotheek en op de universiteit heb ik in een handomdraai dat etiket opgeplakt gekregen. Maar omdat ik schrijver en Caraïbiër ben, ben ik nog niet automatisch een Caraïbische schrijver. Waarom moeten ze de dingen altijd zo door elkaar halen? Feitelijk voel ik me niet Caraïbischer dan iemand als Proust, die zijn leven lang liggend heeft doorgebracht.… > Lees verder

Georges Perec, Ruimten rondom, kladtekst

DOCUMENT 1

15.5.73. Ruimten rondom (?)

Daarstraks, in de metro, had ik het gevoel dat ik, plotseling, niet meer wist wie, waar en wanneer ik was.
Je zou meteen allerlei dingen moeten preciseren: eigenlijk was het helemaal niet zo ‘plotseling’, eerder zou je moeten zeggen: na verloop van een onbepaalde tijd (die tamelijk kort moet hebben geduurd, als ik afga op de naderhand gereconstrueerde toedracht van dat moment van verdwazing) merkte ik dat ik geen touw meer vast kon knopen aan de woorden die ik boven mijn hoofd zag (eerder dan las): in casu, het lineaire schema van metrolijn Nation-Étoile (via Denfert-Rochereau): ik zag, ik herkende de letters, maar de woorden die door die letters werden gevormd, zeiden me niets.… > Lees verder

L.-F. Céline, Oorlog, fragment

‘[…] Toegegeven, vanaf dat moment werd alles mirakels rustig en buitengewoon. Overal om ons heen stak een machtige wind van verbeelding op. Ik ben toch echt ontiegelijk dapper geweest, ik heb me laten meevoeren, zeg dat wel. Ik heb niet toegegeven aan de verrassing, wat erop neergekomen zou zijn dat ik even stom was gebleven als vroeger, alsmaar ellende en niks dan ellende vretend gewoon omdat ik niks anders gekend had sinds ik door mijn goeie ouders was grootgebracht, knap pijnlijke, knap taaie, knap zweterige ellende bovendien. Ik had er net zo goed niet aan kunnen geloven, de kermis van verbeelding waarin mij werd verzocht een strijdros te bestijgen dat helemaal van hout was, helemaal opgetuigd met leugens en fluweel.… > Lees verder

Annie Ernaux, De jongeman (fragment)

‘[…] Hij zei ‘ho’ of ‘genoeg’ in plaats van ‘dank je wel’ als ik eten voor hem opschepte. Hij noemde me ‘mokkel’ of ‘moesje’. Hij verkneukelde zich als ik met veel misbaar reageerde op zijn bekentenis dat hij stuff had gerookt. Hij had nooit gestemd, stond niet ingeschreven op de kiezerslijsten. Hij dacht niet dat er wat dan ook aan de maatschappij te veranderen was, wilde enkel binnenglippen in de radertjes en zich aan werk onttrekken door te profiteren van de sociale uitkeringen waarop je aanspraak kon maken. Hij was een jongere van tegenwoordig, overtuigd van ‘ieder z’n shit’. Werk had voor hem geen andere betekenis dan die van een verplichting waaraan hij zich niet wilde onderwerpen zolang je ook op andere manieren kon leven.… > Lees verder

C.F. Ramuz, Schoonheid op aarde (fragment)

‘[…] Ze kijkt op, draait haar hoofd naar links en naar rechts. Het kwam van rechts. De muur was hoger dan zij, maar dan beginnen we te zien wie ze is. Een ladderwagen stond tegen de muur geschoven; ze grijpt hem met beide handen vast, haar omslagdoek heeft ze om haar middel geknoopt, dan klimt ze de ladder op, in het maanlicht, want de maan was net achter de wolken verschenen, en de maan schijnt op haar haren, op haar schouders, dan op haar rok en rond haar benen. We beseffen hoe lenig ze is. Ze blijft een ogenblik ineengedoken boven op de muur zitten, steunend op haar handen, die ze plat voor zich heeft gelegd; het was de rand van een gecementeerd dakterras, gebruikt voor het uithangen van wasgoed, zoals bleek uit lijnen van staaldraad die tussen haken waren opgespannen.… > Lees verder

Nobellezing, Annie Ernaux

Waar te beginnen? Tientallen keren heb ik tegenover het onbeschreven blad mezelf die vraag gesteld. Alsof ik die ene zin moet vinden, de zin die me in staat stelt te beginnen met het schrijven van het boek, de zin die in één klap alle twijfels wegneemt. Een soort sleutel. Nu ik vandaag het hoofd moet bieden aan een gebeurtenis waar ik eerst alleen met verbijstering op kon reageren – ‘overkomt mij dit echt?’ – en die ik me intussen meer en meer als iets vreeswekkends voorstel, dringt zich eenzelfde noodzaak aan mij op. De zin vinden die me de vrijheid en de vastberadenheid zal geven om zonder horten of haperen te spreken, op deze plaats waar ik vanavond door u uitgenodigd ben.… > Lees verder