web analytics

‘Heimwee naar de hel’: het beteugelde geweld van Cioran

‘Geboren zijn in een volk dat nooit van zich zal doen spreken is een verschrikkelijke vernedering, al valt er wel mee te leven.’ Deze op zijn minst halfhartige uitspraak deed de Franse schrijver en denker Emil Cioran in 1979, meer dan veertig jaar nadat hij zijn geboorteland Roemenië had verlaten. Zij onthult iets van de heftigheid van zijn lijden onder de vloek van zijn geboorte, onder de eeuwige ‘gekrenkte trots’ van het toebehoren aan een ‘kleine cultuur’ – een geboortevloek die hem er niet van weerhield zichzelf te omschrijven als een ‘man zonder lot, zonder biografie’, levend in ‘metafysische ballingschap’. Ziedaar een voor Cioran karakteristieke paradox – maar wat is er niet paradoxaal aan deze auteur, wiens leven, werk en stijl alle het stempel dragen van de uitersten die hij in zich verenigde?… > Lees verder

‘Je sentais la sacristie’: Pierre Michon et le Très-Haut

Dieu s’est absenté. La sécularisation progressant depuis des siècles, l’Église a perdu son ascendant quasi-naturel sur les hommes; selon la formule de Max Weber, le monde occidental s’est “désenchanté”. La plupart des hommes n’énoncent plus le sacré dans leurs paroles de tous les jours ; ce qui les dépasse, les terrifie ou les rassure, les inspire, ils ne l’attribuent plus à une divinité nommable.

C’est pourtant Lui que Pierre Michon convoque dans ses livres, depuis Vies minuscules (1984) jusqu’à La Grande Beune (1996), en passant par Maîtres et serviteurs (1990) et Rimbaud le fils (1991). Que ce soit à propos de la vie de paysans illettrés ou de celle de peintres et d’écrivains, Michon évoque ou en appelle à Dieu – sous des espèces très diverses.… > Lees verder

La violence bridée de Cioran

À la mort de l’auteur franco-roumain E.M. Cioran, survenue en juin 1995, certains commentateurs ne se sont pas arrêtés aux prévisibles éloges mortuaires sur cet ‘orfèvre en vacuité’, ce ‘dandy du doute’, ce ‘chevalier du taste-rien’, mais ont tenté de mettre en relief l’œuvre d’après-guerre, écrite en français, par la confrontation avec les textes d’avant-guerre, écrits en roumain (et seulement traduits en français depuis la fin des années ’80). Ainsi, Ramona Fotiade,[1. Ramona Fotiade, ‘Behind the veil of aristocracy’, Times Literary Supplement, 6-10-1995] dans une généalogie lucide des textes de jeunesse, montre comment les crises nationaliste et religieuse dont Cioran fut secoué dans les années ’30 ont créé le douloureux fond de mémoire que les aphorismes français auraient eu pour tâche de recouvrir; Pierre-Yves Boissau[1.… > Lees verder

Batavus Droogstoppel, Max Havelaar: la double face du calvinisme

L’anticolonialisme, devenu dominant en Hollande dans l’après-guerre, ne fait décidément plus l’unanimité. Depuis peu, des commentateurs s’élèvent pour énumérer les vertus de l’ancien régime colonial, d’ex-colonisés expriment ouvertement leur nostalgie de la soumission à la mère patrie, et la générosité relative qui longtemps présidait aux rapports des Pays-Bas avec le tiers-monde se trouve de plus en plus contestée au sein même du gouvernement centre-gauche actuel. Dans ce contexte, il peut être intéressant de relire ce qui est sans doute la meilleure exposition littéraire du conflit séculaire qui oppose, dans la culture néerlandaise, l’égoïsme intéressé à l’altruisme moralisateur : le roman anticolonialiste Max Havelaar, « le Havelaar », comme on dit, pour marquer par cette substantivation que ce texte est digne du statut de classique.… > Lees verder

La dormiveglia

‘Zodra je je ogen sluit begint het avontuur van de slaap.’ De stem die zich vanaf de eerste zin van Un homme qui dort (1967) in de tweede persoon enkelvoud tot de lezer richt beschrijft de ervaringen van een Parijse student die, op een dag, wordt overmand door een vreemdsoortige vermoeidheid. Vanaf die dag is het alsof de slaap zijn bestaan beheerst – ook wanneer hij waakt. Hij wijdt zijn aandacht enkel nog aan het vervluchtigende decor van een afwezig leven: de scheuren in het plafond van zijn zolderkamertje, de combinaties van speelkaarten van een patiencespel, de minuscule draaikolken bij een Seinebrug.… > Lees verder

De asbakken van Georges Perec

‘L’écriture contemporaine a oublié l’art d’énumérer’
Georges Perec, ‘Notes concernant les objets qui sont sur ma table de travail'[1. ‘In het hedendaagse schrijven is de kunst van de opsomming in vergetelheid geraakt.’]

Er is een foto van Perec waarop hij ietwat droevig glimlachend de camera inkijkt, zijn hoofd steunend op zijn rechterhand, een dunne cigarillo tussen middel- en ringvinger. Die handgewoonte, wellicht ontstaan uit een dagelijkse schrijfpraktijk, wordt in hoofdstuk 52 van La vie mode d’emploi toegeschreven aan Grégoire Simpson, een vereenzaamde student, dezelfde die ook de anti-held was van een van Perecs eerste romans, Un homme qui dort; in dat boek maakt de hoofdfiguur elke ochtend op dezelfde minuut, op dezelfde plek, op dezelfde manier het zelfklevende strookje papier los dat zijn dagelijkse pakje Gauloises afsluit en streeft hij ernaar, om de drie kwartier een sigaret op te steken.… > Lees verder