web analytics

Encyclopédie, artikel ‘Adelaar’

[…] De adelaar is een vogel die aan Jupiter is gewijd sinds de dag dat er als gunstig voorteken een adelaar verscheen toen die god de auguren van het eiland Naxos had geraadpleegd over de afloop van de oorlog die hij ging voeren tegen de titanen. Men zegt ook dat de adelaar hem als kind ambrozijn bracht, en dat de god hem later als beloning voor zijn toewijding tussen de sterren plaatste. Op afbeeldingen van Jupiter zien we de adelaar nu eens aan de voeten van de god, dan weer aan zijn zijde, en bijna altijd draagt hij de bliksem in zijn klauwen.… > Lees verder

Encyclopédie, artikel ‘Kordelier’

KORDELIER, geestelijke in de orde van Sint-Franciscus van Assisi, gesticht aan het begin van de dertiende eeuw. De kordeliers gaan gekleed in een lang, grijs wollen gewaad. Ze hebben een kleine kap of kaproen, een mantel van dezelfde stof en een koord om hun middel dat met drie knopen is vastgemaakt, vandaar de naam kordeliers. Ze heetten aanvankelijk mindere armen, maar vervingen die naam door mindere broeders – dat arm beviel ze niet. Toch hebben ze als eersten het bezit van alle tijdelijke eigendommen opgegeven. Ze kunnen lid zijn van de theologische faculteit van de Sorbonne. Velen van hen zijn bisschop, kardinaal of zelfs paus geweest.… > Lees verder

Encyclopédie, artikel ‘Monnikskap’

MONNIKSKAP, kledingstuk dat wordt gebruikt door de bernardijnen, de benedictijnen enzovoort. Er zijn twee typen monnikskap: een witte, zeer wijde, die men bij ceremoniële gelegenheden draagt, en een zwarte, die deel uitmaakt van het gewone habijt.

Mabillon[ref]Jean Mabillon (1632-1707), Franse benedictijn, auteur van talrijke historische, filosofische en religieuze geschriften.[/ref] beweert dat de monnikskap en de scapulier oorspronkelijk één en hetzelfde ding waren. Maar de auteur van de apologie van keizer Hendrik IV onderscheidt twee soorten monnikskap: de ene was een gewaad met mouwen dat het lichaam van hoofd tot voeten bedekte, en dat men droeg op belangrijke dagen en bij belangrijke gelegenheden; de andere was een soort schoudermanteltje voor alledaags gebruik.… > Lees verder

Zandkorrel tussen regen en sneeuw

‘Het had de hele dag geregend.’ Een volstrekt banale zin, maar ook typisch zo’n zinnetje waarmee een roman zou kunnen beginnen, bij voorkeur een detective. Van Simenon bijvoorbeeld: ‘Het had de hele zondag geregend…’ Zo begint Maigret et l’homme du banc. De toon is meteen gezet, de lezer bevindt zich binnen enkele seconden in een somber, druilerig Parijs, en het nieuwe avontuur van commissaris Maigret kan beginnen.

Nog zo’n zinnetje over het weer: ‘Over enkele dagen gaat het sneeuwen.’ Natuurlijk staat de huidige generatie wolkenwichelaars voor niets, maar zo’n zinnetje heeft toch iets absurds, het lijkt eerder een oude Chinese volkswijsheid dan een objectieve constatering uit de mond van Erwin Krol.… > Lees verder

Het meisje, de luciferstokjes en de pijn

‘Le style est l’homme même’, zei Buffon ooit, oftewel, in goed Nederlands: de vorm is de vent zelf. Aan die beroemde uitspraak heb ik vaak moeten denken tijdens het lezen van La fille qui aimait trop les allumettes van de Canadese schrijver Gaétan Soucy, een boekje van nog geen honderdtachtig pagina’s waarmee de auteur zich vorig jaar heeft opgeworpen tot een zwaargewicht van de hedendaagse Frans(talig)e literatuur. Nee, u hoort mij niet zeggen dat hij Franstalig Canada er weer eens mee op de literaire landkaart heeft gezet, want dat soort geografische termen leidt de aandacht maar af van datgene waar het werkelijk om gaat: de kunst van een individu, van Soucy in dit geval.… > Lees verder

‘Ween en sterf!’

Het lijkt een typisch scenario van een tranentrekker: een sympathieke jongeman wordt verliefd op een onschuldig hoertje, probeert haar te bevrijden uit de klauwen van haar minnaar annex pooier, lijkt daarin te slagen als het heerschap in kwestie achter de tralies belandt, maar moet ten slotte lijdzaam toezien hoe haar ex zich na zijn invrijheidstelling opnieuw over haar ontfermt.

De Franse schrijver Charles-Louis Philippe (1874-1909) gebruikte dat (deels autobiografische) scenario voor zijn korte roman Bubu de Montparnasse, nu voor het eerst in het Nederlands vertaald door Zsuzsó Pennings. De stereotiepe rolverdeling en de wat onhandige verteltrant doen aanvankelijk inderdaad het ergste vrezen, maar in plaats van een larmoyant sociaal-realistisch tafereel schotelt Philippe zijn lezer een heel ander soort boek voor: een boek waarin hij de sterkere (de pooier Bubu) niet toevallig laat zegevieren over de zwakkeren (het hoertje Berthe en haar nieuwe geliefde, Pierre), zonder openlijk partij te kiezen voor die laatsten.… > Lees verder