In de ogen van veel mensen, uitgevers en critici incluis, is literair vertalen een vorm van dienstverlening, een inwisselbaar, anoniem en tot (terechte) nederigheid stemmend ambacht met een louter instrumenteel doel – een literaire tekst uit een vreemde taal ‘ontsluiten’ in de eigen taal. Tot voor kort vormden vertaalwetenschappers niet altijd een uitzondering op die laatdunkende grondhouding. Geen wonder, als je de sociologische realiteit in aanmerking neemt: de wetenschap is een prestigieuze activiteit, geschraagd door een prestigieuze institutie die aan haar beoefenaars glansrijke carrières biedt – het literaire vertalen is een roemloze freelance-activiteit, of om het nog gechargeerder te zeggen: een vorm van letterknechterij waarvoor je, zoals Hans van Pinxteren ooit zei, een gelofte van armoede moet afleggen. Niet zelden sprak uit de manier waarop vertaalwetenschappers zich opstelden een impliciet of expliciet meerderwaardigheidsgevoel, dat bij praktijkvertalers, zij die het ‘echte werk’ moeten opknappen, nogal eens tot de nodige wrevel leidde. Men herinnere zich in de jaren 90 de filippica’s van de Amsterdamse vertaler Peter Verstegen tegen de vertaalwetenschap, of, tien jaar later, de bitse woordenwisselingen tussen de Leuvense vertaalwetenschapper Henri Bloemen en de Antwerpse vertaler Frans Denissen in de Standaard der Letteren.
Niets van dat alles bij Francis Mus, zoals blijkt uit diens onlangs verschenen essay Wie is bang voor de vertaler? (Letterwerk 2024). Mus, Vlaams romanist en vertaalwetenschapper, bekend van een biografie van Leonard Cohen (De demonen van Leonard Cohen, Lannoo 2015), belichaamt een nieuwe, op evenredigheid en wederzijds respect gebaseerde verhouding tussen vertaalwetenschap en vertaalpraktijk. Hoewel zijn essay behoedzaam binnen de marges blijft van de objectiverende waardenvrijheid – op polemische stellingnames valt Mus niet te betrappen –, is het duidelijk dat hij zijn essay over de zichtbaarheid en onzichtbaarheid van vertalers heeft geschreven uit bewondering voor hun complexe artistieke en intellectuele arbeid; hij heeft zijn licht niet alleen opgestoken bij collega’s, maar ook bij praktijkvertalers (inclusief Martin en mijzelf, gebiedt de eerlijkheid te zeggen). Interessant in het essay van Mus vond ik de historische vista’s over de zichtbaarheid van vertalers in het verleden, de vertaaltheoretische uitweidingen over Lawrence Venuti en Antoine Berman, de observaties over de functies van voorwoorden of nawoorden in vertalingen, en de beschrijving van de veelzijdige metaforen waarmee vertalers hun eigen activiteit beschrijven.
Toch wordt gaandeweg ook duidelijk dat Mus terugschrikt voor een principiële nevenschikking van schrijven en vertalen: vertalers zijn en blijven onderhevig aan wat hij de ‘suprematie’ van de originele tekst noemt:
‘Aan de zoektocht naar complete gelijkwaardigheid kan (…) nooit volledig worden voldaan. Woorden kunnen namelijk veel betekenissen hebben en vertalers zijn niet onfeilbaar. Vertalingen zullen dan ook vaak in schaduw van het origineel blijven staan. Vertalers zullen vaak overvleugeld worden door auteurs’.
Begrijpelijkerwijs had Mus behoefte aan een woord dat de prioriteit van het origineel en het secundaire karakter van de vertaling beschreef, maar je kunt je afvragen of de beladen, hiërarchische term ‘suprematie’, met zijn stilzwijgende verwijzing naar oppermacht en de gewelddadige handhaving ervan, toegesneden is op een verfijnde analyse van die verhouding.
Maar dit is een detailopmerking, die niets afdoet aan het belang van dit rijke, stimulerende en goed geschreven essay, dat elke niet-vertaler alert zal maken op het subtiele en complexe werk dat schuilgaat achter de vele boeken die hij of zij leest zonder te beseffen dat elk woord door een vertaler is gekozen. Wie is bang voor de vertaler?, fraai vormgegeven, is verschenen bij Letterwerk, een Antwerpse uitgeverij annex ontwerpstudio met een klein maar prikkelend fonds van literaire, filosofische en politieke essays, ook vertaalde (Iris Murdoch, Simone Weil, Susanne Langer, Marinetti, Rousseau…). Opmerkelijk: noch op de omslagen, noch op de website wordt ook maar iets prijsgegeven over de identiteit van de voor Letterwerk werkende vertalers – ik neem tenminste aan dat er levende mensen aan te pas gekomen zijn. Misschien ligt daar nog enige ruimte voor visibilisering?
Niet alleen literaire vertalers zijn “veroordeeld tot armoede”, ook beginnende en zelfs gevorderde critici — schrijvers in een vaag gebied tussen journalistieke ‘non-fictie’ en doorwrochte opinie — hebben het niet makkelijk. Toen ik begon te publiceren in start-up kunst- en designtijdschriften als Metropolis M en Mediamatic, waren de enigen die wat aan mijn teksten verdienden de vertalers en drukkers ervan. Ik ben uit arren moede maar begonnen mijn eigen teksten te vertalen. Met vallen en opstaan, geef ik toe, in het Engels, dat intussen mijn eerste schrijftaal is. Ik verdien nu nog wel eens wat bij door van mijn in het Engels geschreven teksten ook maar meteen de gewenste Nederlandse vertaling te leveren 😉
Een groot voordeel daarbij is dat ik auteur van beide ben, en dus ‘supreme heers’ over beide (het Hooggerechtshof van de eindredactie even buiten beschouwing latend). Daar zou elke vertaler jaloers op zijn, denk ik, wanneer een frase in mijn Nederlandse vertaling me aanzet het originele Engels te verbeteren. Of andersom, wanneer ik door mijn Engelse vertaling van het Nederlands op een mooiere variant in mijn moedertaal kom.
Ik denk dat dat bij literaire vertalers niet zo vaak zal voorkomen, maar vraag toch: is een vertaling van jullie in gesprek met de auteur voor de laatste wel eens aanleiding geweest om zijn origineel te herzien? Want is dat niet de ‘gist’ van je betoog: dat vertalen een gesprek is, dat idealiter wederzijds gevoerd wordt?
Milan Kundera heeft regelmatig dingen in zijn teksten veranderd na ontvangst van mijn input. Maar ik denk dat het om een veel wezenlijker ‘gesprek’ gaat, waarbij niet de zwarte kronkeltjes op het witte papier veranderen, maar de betekenis die eraan wordt toegekend. In dat opzicht is de auteur ook maar een (goede) lezer, net zoals de vertaler dat is.