Ik was even van mijn à propos. Op 1 oktober jl. werd Schoonheid op aarde van C. F. Ramuz bekroond met de Filter Vertaalprijs. Er waren dit jaar twee categorieën, behalve proza voor volwassenen viel ook een vertaald kinderboek in de prijzen. De gelukkige in die categorie was Maria Postema, voor Julia en de haai van Kiran Millwood Hargrave (een boek dat nodig moet worden herdrukt, ik heb er in Groningse boekhandels tevergeefs naar gezocht).
Aanvankelijk, tijdens de prijsuitreiking op het ILFU, voelde ik eerder ongeloof en gêne dan vreugde. Voor vreugde waren er anders genoeg redenen: erkenning van het harde werk, de bijbehorende harde euro’s, maar ik had mijn kansen zeer laag getaxeerd. Ik dacht dat anderen aan de beurt waren, ik was immers al eens bij Elly Jaffé en bij Martinus Nijhoff op visite geweest. Ik dacht dat de prijs naar Kiki Coumans zou gaan, of naar Liesbeth van Nes, twee genomineerde collega’s van wie ik het nodige heb gelezen en die de bekroning ook ten volle zouden hebben verdiend. Ik dacht ook dat ik met mijn recente vertaling van Célines Oorlog hogere ogen zou hebben gegooid dan met Schoonheid op aarde, omdat de vertaalkeuzes bij Céline opzichtiger zijn dan bij Ramuz.
Maar zie! De duivel schijt altijd op de grote hoop, pleegt mijn montere vertaalcollega Edgar de Bruin in zo’n situatie te zeggen. Het is in elk geval duidelijk dat de jury zich niets gelegen heeft laten liggen aan de identiteit van de genomineerden en louter is afgegaan op zoiets ongrijpbaars als kwaliteit. Mij valt op dat Ramuz door de jury is gelezen zoals ik heimelijk hoop dat hij gelezen wordt: Schoonheid op aarde ‘vergroot de hedendaagse literaire mogelijkheden van het Nederlands, zoals het de mogelijkheden van de brontaal een eeuw geleden heeft vergroot’ (…) ‘[het is] in de moderne literatuurgeschiedenis belangrijk geweest bij de omarming van de spreektaal als literair middel en [lijkt] nu relevant te kunnen worden in de literaire zoektocht naar een natuurlyriek die cyclisch is en geen bezit neemt van de natuur die ze beschrijft.’ Mooie woorden in het juryrapport ook voor de vertaler, ‘die van begin tot eind in deze wervelende, golvende, voortdurend uit de bocht vliegende tekst koers houdt als een onverschrokken kapitein. Die in zijn vertaling absoluut meesterschap toont, en erin slaagt om de tekst met eenzelfde speelsheid en plezier te benaderen als de oorspronkelijke schrijver.’
Liever een onverschrokken kapitein dan een bezadigde veerman, al moet gezegd dat er wel enige discrepantie bestaat tussen de tastende en zoekende, grotendeels op intuïtie geënte koers die je bij het vertalen vaart en de indruk van ‘absoluut meesterschap’ die daardoor kennelijk bij een lezer kan worden gewekt. Ik voel me als ik vertaal absoluut geen meester. Maar misschien is dat ook een voorwaarde om ‘op het scherp van de snede’ te kunnen vertalen, zoals Emilia Menkveld optekende in De Volkskrant.
Mooi stukje, Rokus. Ik was eerlijk gezegd volkomen voorbereid op het niet krijgen van de prijs, omdat ik het boek van Seethaler zelf niet zo bijzonder vond dat het in aanmerking zou kunnen komen. Wat je schrijft over je een meester voelen, kan ik beamen. Dat gevoel heb ik nooit als ik zit te peuteren.
Ik heb alleen je eerste Ramuz gelezen. Elly Koerts, vriendin en co-vertaalster heeft deze tweede wel gelezen. Ze was het absoluut eens met de prijs. Ze kent Zwitserland erg goed en voelde zich tijdens het lezen helemaal daar. Ze had ook grote waardering voor de taal van de vertaling.
Mooi gezegd! Ik heb vanaf de eerste nominaties gedacht dat jij zou winnen, en al helemaal nadat ik het boek was gaan lezen: dat is echt het soort tekst waarin meesterschap zichtbaar wordt. Al voel je (algemene je) vaak niet hoe goed het eindresultaat zal worden als je middenin het eindeloos wikken en wegen zit. Maar geheel verdiend gewonnen dus, als je het mij vraagt.