In de hervonden roman ‘Oorlog’ schetst Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) de verschrikkingen aan de frontlinie aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. De taal van de omstreden schrijver is rauw en geharnast. Vertaler Rokus Hofstede: ‘Dit is wat oorlog met mensen doet.’
Trouw, zaterdag 9 september 2023. Tekst: Sander Becker
Zijn hele oor zit met bloed aan de grond vastgekleefd, net als zijn mond. Hij merkt het zodra hij wakker wordt. Brigadier Ferdinand heeft ’s nachts buiten gelegen in de modder, zwaargewond, omgeven door hompen vlees. Hij is de enige overlevende van zijn konvooi, dat uiteen lijkt gespat door granaatinslagen. In zijn gehoorgang klinkt een hels gedonder, alsof er een locomotief doorheen dendert.
Zo begint Guerre, oftewel Oorlog, de nieuwe roman van Louis-Ferdinand Céline (1894-1961). Het boek verschijnt dinsdag in Nederlandse vertaling. Céline had ooit in een brief gehint op een tekst met de titel Guerre, maar niemand wist dat die werkelijk bestond. Het was dus een totale verrassing toen het verhaal twee jaar geleden ineens opdook, samen met andere manuscripten van Céline (zie kader). Een literaire sensatie, want Céline geldt naast Proust als een van de beste Franse schrijvers van de afgelopen eeuw.
De Franse pers heeft Oorlog jubelend ontvangen. Een hoogst actueel en confronterend boek, zo klinkt het, ook al is het een kladversie waar de schrijver nog aan had willen schaven en ook al ontbreken de eerste hoofdstukken. Weekblad Le Point spreekt van een ‘ruwe diamant’, Le Monde zelfs van een ‘wonder’.
Lacune
Céline schreef de tekst waarschijnlijk in 1934, tussen zijn bekende romans Reis naar het einde van de nacht (1932) en Dood op krediet (1936). Via zijn alter ego, brigadier Ferdinand, vertelt hij wat hij zelf meemaakte in de Eerste Wereldoorlog aan het front bij het Belgische Ieper. Het boek bestrijkt een aantal maanden die in Reis naar het einde van de nacht worden overgeslagen. “In de Reis zit na het vijfde hoofdstuk een opvallende lacune”, vertelt Oorlog-vertaler Rokus Hofstede. “Céline schrijft dan: er is toen van alles gebeurd, maar dat kan ik niet vertellen want niemand zou het begrijpen. Dat krijg je nu alsnog te lezen in Oorlog.”
Ferdinand is ernstig gewond geraakt op het slagveld. Zijn arm ligt aan flarden, hij spuugt bloed en tegen zijn binnenoor zit een kogel. Al strompelend weet hij een veldhospitaal te bereiken. Daar wordt hij tussen halfdode soldaten opgelapt door een necrofiele hoofdzuster, L’Espinasse, een hete bliksem die er wel pap van lust.
Bloed, modder, sperma, Céline smijt ermee alsof zijn leven ervan afhangt. Dat doet iets met de lezer. “Je kunt Céline niet onbewogen lezen”, beaamt Hofstede. “Zijn literaire kunst spreekt je heel direct aan, niet alleen in je hoofd, maar ook in je onderbuik. Er zit een enorme woede in, een schrijfdrift. Céline had een waanzinnig talent om te fulmineren.”
Etterende wonden
Die woede, waarschijnlijk opgedaan in de loopgraven, uit zich in ruw taalgebruik. Céline stopte zijn zinnen vol met spreektaal, scheldwoorden en groteske overdrijvingen, wat destijds in de deftige boekenwereld als radicaal vernieuwend gold. Sluwe hoeren, etterende wonden, doodsreutels: Céline maakte ze als het ware salonfähig.
Zijn drift uitte zich helaas ook in radicale denkbeelden. Eind jaren dertig ontpopte Céline zich tot onversneden antisemiet. Hij werd een van de felste aanjagers van anti-Joodse politiek onder het Vichy-regime. Vurige pamfletten spoten er uit zijn pen, waarin hij de biologisch-racistische kolder uit die tijd in hoofdletters nawauwelde. Als lezer anno 2023, en zeker als vertaler, moet je je daartoe verhouden.
Arnon Grunberg schreef daarom een voorwoord bij Oorlog. Hij vraagt zich af: hoe kun je die geniale schrijver nog lezen als hij zo’n vreselijke antisemiet was? Zijn antwoord: ‘De lezer hoeft Céline niet te vergeven noch aan te klagen, hij moet hooguit trachten te lezen zonder weg te kijken.’ Kortom: lees zijn dringend actuele oeuvre, maar wees je tegelijk ten volle bewust van zijn leven.
Hofstede kan zich daar in vinden. “Céline heeft vuile handen gemaakt, maar ik vind dat je literatuur niet alleen langs een morele meetlat moet leggen. Er zijn ook esthetische criteria die een zelfstandige rol spelen. Je kunt genieten van boeken die zijn geschreven door mensen met weerzinwekkende opvattingen. Gisteren heb ik geprobeerd dit uit te leggen aan mijn zoon van 21. In zijn generatie is het moralisme sterk op de voorgrond komen te staan. Daarom dacht hij dat mijn uitleg bij jongeren van nu moeilijk ingang zou vinden.”
Ter geruststelling: Oorlog bevat geen spoortje antisemitisme. Het werk stamt uit de vroege periode van Céline, toen hij volgens Hofstede nog ‘een echte romancier’ was, geen haatdragende pamflettist. “Mijn lievelingsschrijver Pierre Michon heeft eens gezegd dat literatuur alleen zuiver klinkt als een schrijver twee bekkens vasthoudt: woede en mededogen. Je hebt woede nodig om de lezer te raken, maar ook mededogen als tegenhanger. De vroege Céline heeft het allebei.”
Willekeur van het lot
Oorlog gaat over doodsangst, over de strijd om het bestaan. Over lust ook: het verlangen naar seks om de doodsangst mee te bezweren en de levenswil te versterken. En over de gekmakende willekeur van het lot. Als Ferdinand tot zijn eigen verbazing een lintje krijgt voor heldenmoed, denkt hij in zijn kenmerkende tierende stijl:
‘Op het strijdtoneel van de dwazekloten sta je eindelijk op winst, […], je hebt de slagvelden gezien waar aan de rottende lijken geen lintje wordt gegeven en jij hebt je lintje, vergeet dat niet want anders ben je maar een ondankbare hond, een zielige plas braaksel, het klamme af¬schraapsel van een schijtgat, dan ben je geeneens het papier waard waarmee ze je afvegen.’
Ondanks de grove taal heeft het boek een zachte ondertoon, vindt Hofstede. “Je hoort de stem van iemand die zozeer gekwetst is dat hij zich heeft verhard. Maar onder dat pantser van gewelddadige taal voel je het verdriet, de ontroostbaarheid, de ontluistering. Dit is wat oorlog met mensen doet. Céline schrijft op zijn 38ste over dingen die hij heeft meegemaakt op zijn twintigste. Je ziet dus eigenlijk hoe de oorlog is blijven doorwerken in zijn hoofd, met een nihilistisch mensbeeld als gevolg.”
Oorlog is sowieso meer dan een aaneenschakeling van gruwelen. Het boek spránkelt, met dank aan Célines zwarte humor en zijn stilistische bravoure. “De enorme gloed van zijn taal trekt je erdoorheen”, zegt Hofstede. “Oorlog is zelden zo indringend verwoord. Hier staat iets op het spel dat niet kan worden herleid tot ideologie of moraal. Dit boek toont de kracht van literatuur.”
Hoe het manuscript na bijna tachtig jaar weer opdook
In 2021 kwam Jean-Pierre Thibaudat, een oud-journalist van Libération, met spectaculair nieuws. Hij had 5.324 pagina’s in zijn bezit die waren beschreven door de grote Céline. Een anonieme gever had het hele pakket cadeau gedaan, eind jaren negentig. Thibaudat mocht de teksten pas openbaar maken na de dood van Célines weduwe, anders zou zij er misschien censuur op plegen of er geld aan verdienen. Doordat de weduwe 107 jaar oud werd, liep Thibaudat bijna vijfentwintig jaar rond met het geheim.
Céline – antisemiet en Hitler-fan – had de paperassen achtergelaten in zijn Parijse appartement toen hij in 1944 met zijn vrouw en kat naar Duitsland vluchtte. In 1951 keerde hij terug, maar toen bleek de hele stapel verdwenen. Gestolen, beweerde hij. Maar Céline-kenners vermoeden dat de nieuwe bewoner van het appartement, verzetstrijder Yvon Morandat, het werk achterhield. Waarschijnlijk waren het Morandats nazaten die de papieren aan de journalist doorspeelden.
Onder de manuscripten bevonden zich drie ongepubliceerde romans: Guerre (Oorlog), Londres (Londen) en La Volonté du roi Krogold (De erfenis van koning Krogold). Er zat ook een langere versie bij van de eerder verschenen novelle Casse-pipe (Kanonnenvoer). Alles zal worden vertaald en uitgegeven.