Eerst maar eens terug naar 2017. Ik schreef toen op deze plek, aan de vooravond van de Franse presidentsverkiezingen: ‘Mocht Macron met Marine Le Pen de tweede verkiezingsronde bereiken, dan is hij vrijwel zeker van de eindoverwinning omdat hij kan rekenen op de steun van gematigd links en rechts.’ Zo gezegd, zo gedaan. Maar ik vervolgde met een vraag: ‘Hoe sterk kan een president zijn die is gekozen om wat hij niet is? Wakkert zo’n president de polarisatie niet alleen maar verder aan?’
Inmiddels zijn we vijf jaar en twee mondiale crises verder, en staan de presidentsverkiezingen weer voor de deur. Stand van zaken: Emmanuel Macron is geen jonge, verfrissende outsider meer, maar de grootste en misschien wel enige echte machtsfactor in het Frankrijk van nu. Bovendien valt nog te bezien of Marine Le Pen zelf de eerste ronde wel overleeft, want ze is inmiddels rechts ingehaald door een even onwaarschijnlijke als geduchte concurrent.
Éric Zemmour is al sinds de vroege jaren 90 de polemische spreekbuis van extreemrechts Frankrijk. Vooral dankzij zijn vele televisieoptredens, waar hij met vlijmscherpe tong zijn provocerende stellingen de wereld in smijt, is hij uitgegroeid tot een ongekend fenomeen. Nu hij zich kandidaat heeft gesteld voor het Franse presidentschap en zich dus van luis in de pels tot kroonpretendent heeft opgeworpen, is het plotseling een stuk moeilijker om maar gewoon naar een ander tv-kanaal over te schakelen als hij begint te razen. Ineens is het toch wel belangrijk om te weten wat die man nou eigenlijk precies te zeggen heeft, en wat hem daarbij bezielt.
Gelukkig hoef je daarvoor geen televisie te kijken, want Zemmour is ook een zeer productief essayist en columnist. Hij was lange tijd politiek commentator bij de grote rechtse krant Le Figaro en heeft inmiddels 17 boeken op zijn naam staan, waaronder drie romans en een groot aantal bundels met verzamelde columns. Die hameren grotendeels op hetzelfde aambeeld en hoeven dus niet allemaal afzonderlijk te worden besproken. Een trilogie van boeken met het adjectief ‘français’ in de titel treedt niet toevallig het meest op de voorgrond: Mélancolie française (2010), Le Suicide français (2014), en vooral Destin français (2018), een vuistdik essay dat misschien het best een ‘alternatieve geschiedenis van Frankrijk’ kan worden genoemd.
Geschiedenis, en vooral natuurlijk de geschiedenis van Frankrijk, is Zemmours stokpaardje, dat hij erg behendig en erudiet berijdt. Het is het bekende verhaal van extreemrechts over de teloorgang van de Franse grandeur, maar dan geïllustreerd aan de hand van talloze voorbeelden, waarbij de auteur keer op keer de ‘gevestigde geschiedschrijving’ aanvalt – die volgens hem niets anders doet dan de waarheid vervalsen of verdoezelen in dienst van haar ideologische missie, namelijk het uitwissen van alle traditionele verschillen: tussen hoog en laag, sterk en zwak, man en vrouw en ga zo maar door. ‘Het is bekend dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars,’ zegt Zemmour, en dat is dan ook zijn sombere boodschap: de ‘universalisten’ hebben gewonnen.
Althans, voorlopig gewonnen, want ‘Frankrijk heeft haar laatste woord nog niet gesproken’, zoals de titel luidt van het boek uit september 2021 waarmee de polemist (op de cover uitgedost in stemmig blauw presidentieel pak, tegen de achtergrond van een fier wapperende Franse vlag) de geesten alvast rijp maakte voor zijn presidentskandidaatschap. Zijn programma zit al min of meer in de titel besloten: iets wat de naam ‘Frankrijk’ draagt laat zich niet kisten en zal zich onder zijn bezielde leiding weer oprichten. En in plaats van ‘een Republiek zonder volk of natie, een Republiek van principes en waarden zonder orde of belichaming, zonder hiërarchie of verticaliteit’, zal het dan net als het ‘herrezen Polen’ eindelijk weer een ‘etnische, religieuze en culturele eenheid’ zijn.
Hoe zou dat er concreet uitzien? Misschien wel zoals onder het Ancien Régime: ‘De mensen hadden de gewoonte om hun maatschappelijke situatie te accepteren. Ze keken niet vol spijt en afgunst naar boven. Ze hadden het goed in hun wereldje. Er heerste minder verwarring en spanning. De Fransman volgde zijn vriendelijke, sociale instincten, waarmee hij zoveel buitenlandse bezoekers kon bekoren. Allemaal maken die melding van de nationale gewoonte om aan het eind van de maaltijden vrolijke, goedmoedige liederen te zingen.’ Maar dan barst in 1789 de Revolutie los: ‘In naam van vrijheid en gelijkheid is er geen rang en geen status meer. En dus geen eer.’ En Zemmour besluit: ‘Onze samenleving is niets anders meer dan een samenstel van gelijkwaardige, rivaliserende atomen.’
Wie daar een echo van Houellebecq in hoort, zit er niet heel ver naast. Het enige, maar wel levensgrote verschil is dat de schrijver van Elementaire deeltjes niet gelooft dat de vroegere ‘holistische samenleving’ ooit nog kan worden hervonden – als ze ooit al heeft bestaan, zou de ‘gevestigde geschiedschrijving’ daar razendsnel aan toevoegen. Maar voor Zemmour is het helder: alle ‘vreemde’ elementen moeten verwijderd om Frankrijk weer te kunnen laten zijn wat het écht is, in de kostbare essentie die haar geschiedenis haar heeft toebedeeld. Namelijk een door en door katholieke natie, erfgename van het Romeinse Rijk, die zich niet zomaar in Europa bevindt, maar Europa ís: door haar ligging, door haar luisterrijke cultuur die voor het hele continent een lichtend voorbeeld vormt, en vooral ook door de voortrekkersrol die ze lange tijd heeft gespeeld in de strijd tegen Europa’s eeuwige vijand, de islam.
‘Wanneer je van dominante religie verandert, verander je van samenleving. En dus van land,’ aldus Zemmour. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zijn politieke partij Reconquête heeft genoemd, naar de befaamde Reconquista, de herovering van het Iberisch Schiereiland op de Moren. ‘Het middeleeuwse Europa begrijpt dat het vooral christelijk is omdat het weigert islamitisch te worden,’ stelt hij. Binnen het christendom speelt trouwens een vergelijkbaar mechanisme: juist aan haar weigering om protestants te worden ontleent Frankrijk door de eeuwen heen haar stabiele identiteit – volgens Zemmour, die niet voor niets de katholieke belegering van het protestantse bolwerk La Rochelle in 1627-28 (waarbij 22.000 burgerdoden vielen) als een grote overwinning presenteert.
Zemmour lezen is een bevreemdende ervaring. Hij schrijft goed, formuleert helder, is intelligent en erudiet, maar zijn betoog lijkt niet zozeer bedoeld om tegenstanders te overtuigen, als wel om medestanders te laten juichen. De ‘gevestigde geschiedschrijving’ moet het steeds opnieuw ontgelden, maar is tegelijk natuurlijk een erg handig repoussoir, zoals de ‘mainstream media’ dat zijn voor Thierry Baudet en consorten: het gaat uiteindelijk niet om de historische waarheid, maar om het versterken van de cohesie in eigen gelederen door het creëren en instandhouden van een krachtig vijandbeeld. Het doel heiligt daarbij alle middelen, in dit geval vooral: geschiedvervalsing.
Dat laat de ‘gevestigde geschiedschrijving’ natuurlijk niet over haar kant gaan. Onder de titel Zemmour contre l’Histoire (‘Zemmour tegen de geschiedenis’) heeft een gelegenheidscollectief van beroepshistorici recentelijk een vlugschrift uitgebracht waarin een aantal flagrante onwaarheden en vervormingen van de kersverse presidentskandidaat wordt ontkracht, onder de leus: ‘Het verleden laten liegen om meer haat te kunnen zaaien in het heden… en daarmee een weerzinwekkende toekomst te creëren.’ De machteloosheid is helaas voelbaar: feiten corrigeren en morele etiketten als ‘racist’, ‘complottist’ en ‘vrouwenhater’ plakken is niet erg effectief bij iemand die die etiketten nu juist als bewijs van zijn eigen gelijk presenteert en die zijn eigen ‘alternatieve feiten’ als een soort sjibbolet hanteert (zie Donald Trump).
Doeltreffender, maar veel tijdrovender, is het om niet alleen de feiten te corrigeren en een snel moreel oordeel te vellen, maar ook te laten zien waarom Zemmour nu juist déze feiten uitkiest en ze op déze manier neerzet. Een goed voorbeeld van die aanpak geeft Laurent Joly in een eveneens recentelijk verschenen boekje over Zemmours behandeling van het collaborerende Vichy-bewind van maarschalk Pétain, La Falsification de l’Histoire – Éric Zemmour, l’extrême droite, Vichy et les juifs. Centraal hierin staat de bewering van Zemmour (zelf nota bene een Jood wiens ouders door de pro-Duitse maatregelen van Pétain hun Franse staatsburgerschap verloren) dat het Vichy-bewind weliswaar de niet-Franse Joden heeft helpen deporteren, maar de Franse Joden juist heeft beschermd.
Het standpunt van de gevestigde geschiedschrijving luidt: eerst werden de niet-Franse Joden gedeporteerd, later kwam ook de deportatie van Franse Joden flink op gang, maar die stokte uiteindelijk omdat de bevolking en de Franse politie niet meewerkten; voor de Duitsers was de Jodenvervolging toen al geen prioriteit meer, zij waren in Frankrijk vooral bezig met de dreigende invasie van de geallieerden. Zemmours bewering dat het opofferen van de buitenlandse Joden om de Franse te redden (die, zegt hij zelfs, daardoor de overgebleven buitenlandse Joden weer konden redden) een strategie van Pétain was, kan heel eenvoudig worden ontkracht. Maar de vraag is vooral: waarom beweert hij dit eigenlijk? En meer in het algemeen: waarom wil hij het Vichy-bewind zo graag weer opwaarderen?
Extreemrechtse politici bewonderen sterke, autoritaire mannen zoals Pétain er een was en Poetin er een is, maar dat verklaart het niet voldoende. Een logischer verklaring is dat het Vichy-bewind, dat overigens een heuse persoonscultus bedreef met de oude maarschalk (wiens beeltenis algauw ook de Franse postzegels sierde in plaats van de ‘revolutionaire’ Marianne), door middel van een ‘Nationale revolutie’ ook de erfenis van de nivellerende Franse Revolutie van 1789 ongedaan hoopte te maken. ‘Arbeid, gezin, vaderland’ in plaats van ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’. Zemmour zelf beschrijft het Vichy-bewind als ‘de allerlaatste poging om een hiërarchische en aardse, corporatistische en katholieke samenleving in ere te herstellen’ – aardse, omdat het protestantisme de zee heeft gekozen om uit te zwermen over de wereld en zijn vermeend universele (morele en commerciële) waarden te vestigen.
Waarom is Zemmour een fan van Pétain en (tot voor kort) van Poetin? Omdat dergelijke nationalistische leiders de nivellerende geest van de universele waarden weer in de fles denken te kunnen krijgen. Vol bewondering beschrijft hij hoe tal van naties (Polen, Hongarije, Brazilië, Rusland, China) overeind zijn gekrabbeld en hun nationale trots en identiteit hebben weten te hervinden, terwijl het arme Frankrijk achterblijft. De Russische inval in Oekraïne heeft Zemmour en andere extreemrechtse leiders voor een groot dilemma geplaatst: enerzijds bewijst die inval dat hervonden nationale trots en geldingsdrang nergens voor terugschrikken, anderzijds is de verontwaardiging van de publieke opinie te groot om te negeren.
Dat alles speelt Emmanuel Macron, de president van het politieke midden, zeker in de kaart bij de komende verkiezingen: hij staat er sterker voor dan ooit. Toch zou het een grote vergissing zijn om te denken dat Frankrijk dankzij Poetin de komende tijd wel veilig is voor nationalistische, anti-Europese kandidaten zoals Zemmour. In 2027 mag Macron (want hij wordt nu zeker herkozen) niet meer meedoen, wie volgt hem op? Michel Houellebecq doet met zijn nieuwe roman, Vernietigen, opnieuw een voorspelling: het wordt een zwakkere kandidaat die door Macron naar voren is geschoven zodat hijzelf in 2032 weer een poging kan wagen, à la Poetin zeg maar. Maar Zemmour komt in het hele boek nauwelijks voor, en erg geruststellend is dat niet.