Emmanuel Macron wil het Frans gaan bevorderen. Niks bijzonders voor de president van Frankrijk, zou je denken. Maar Macron is ambitieus, misschien wel wat té ambitieus: hij wil van het Frans wereldtaal nummer 1 maken. Pardon?
De eerste keer dat ik van die nieuwe ambitie hoorde, was toen Macron er op 8 januari zelf over twitterde, vanuit China nota bene, waar hij in de miljoenenstad Xi’an een publiek van Chinese (Chinese!) studenten voorhield: ‘Maak het Frans samen met ons wereldtaal nummer 1 door ook te besluiten Frans te spreken.’ En natuurlijk moest ik meteen denken aan Donald Trump met zijn America first, en aan de reactie van Arjen Lubach daarop. Prima, het Frans op nummer 1, maar mag het Nederlands dan op nummer 2? Toe, alstublieft?
Taal als postkoloniale vorm van expansie, als subtiele manier om het verloren prestige van een vroegere grootmacht te herstellen: wij als bescheiden, nuchtere Nederlanders kijken daar absoluut niet van op bij een chauvinistisch land als Frankrijk. Alleen hadden we zo’n voorstel toch eerder verwacht van Marine Le Pen dan van Macron, de president die werd verkozen met een (dachten we) on-Frans open, internationalistisch geluid.
Gelukkig blijkt het nogal wat genuanceerder te liggen. Al sinds een andere speech, vorig jaar november aan de universiteit van Ouagadougou (Burkina-Faso), blijkt Macron namelijk te pleiten voor een ‘francophonie conquérante’ – letterlijk een ‘veroverende Franstaligheid’, maar uit de context blijkt dat het gaat om het tegendeel van Frans nationalisme.
‘Ik wil een sterke, stralende Franstaligheid die inspireert en verovert omdat ze van júllie is,’ zegt hij tegen de Burkinese studenten. Het is het ‘bescheiden’ Frans dat veelal in een situatie van meertaligheid optreedt, en dat als niet-dominante taal een cultureel bindende en economisch stimulerende factor kan vormen, met name in de nieuwe Afrikaanse metropolen van de 21ste eeuw.
Toch wringt er iets, zoals wel blijkt uit de ronduit agressieve weigering van romancier Alain Mabanckou op de uitnodiging van de president om bij te dragen aan de bevordering van die nieuwe, ‘vrije’ Franstaligheid. Als Frankrijk niet meer het onbetwiste centrum van de Franstaligheid is, waarom zou juist de voormalige kolonisator hierin dan het institutionele voortouw moeten nemen? Betekent vrijheid niet juist: afwezigheid van institutionele bemoeienis?
Het levert een aardige paradox op. Want ook volgens Mabanckou heeft de vrije Franstaligheid de toekomst.
[verschenen in de Volkskrant, 3 maart 2018]