Iedereen kent een eerste keer. We zijn allemaal ooit ontmaagd. Elk van ons heeft op enig moment zijn fantasieën bij het grof vuil gezet, bressen in haar dromen geschoten zien worden. Maar het vergt een Annie Ernaux om daar zo’n mooi boek over te schrijven.
Meisjesherinneringen (in 2015 in Frankrijk verschenen als Mémoire de fille) is een verhaal van zure druiven, of misschien juister gezegd van druiven die heel traag rijp zijn geworden. De vertelster doet het relaas van haar verblijf als achttienjarige jeugdleidster in een Normandische vakantiekolonie eind jaren 50, een verblijf dat uitmondt in een hardhandige inwijding in de liefde door de hoofdjeugdleider – ontwijding van de liefde zou een betere formulering zijn. Annie D., de vreemdelinge die aan de auteur ‘haar geheugen heeft nagelaten’, neemt zich voor haar schaamte en vernedering te overwinnen door het volgen van een ‘zelfperfectioneringsprogramma’, waarna ze een jaar later naar de kolonie zal terugkeren om alsnog te zegevieren en de hoofdjeugdleider te verleiden. Desillusie is haar deel. Meer dan vijftig jaar na dato bevrijdt Ernaux het gekwelde meisje dat ze is geweest uit de verdrongen, traumatiserende herinnering aan haar eerste keer.
Ernaux ‘droomt’, schrijft ze, ‘van een nieuwe zinsbouw’ die zowel de ‘zij’ van 1958 als de ‘ik’ van 2015 zou kunnen bevatten. Door haar beweeglijke verstelstandpunt, de perspectiefwisselingen bewerkstelligd door wisselende werkwoordstijden, wordt de lezer betrokken in een spel van objectivering en subjectivering, distantiëring en betrokkenheid. Ernaux problematiseert haar eigen geheugen en bereikt juist zo paradoxaal genoeg een fenomenale scherptediepte. Zelden was een tekst zo hardvochtig eerlijk jegens de auteur ervan. Niettegenstaande haar verklaring dat ‘niemand zo moeizaam schrijft’ als zij, zijn Ernaux’ zinnen meestal helder en bondig, soms complex en op het elliptische af, maar altijd trefzeker: scherp en geciseleerd, van gekunsteldheid en zelfingenomenheid ontdaan. Ze bieden evengoed ruimte aan jeugdtaal uit de jaren 50 als aan de zelfreflectie van de gerijpte auteur (liefdesliedjes zal ik voortaan alleen nog kunnen beschouwen als het ‘esperanto van de liefde’ en het geheugen als een ‘uitzinnig rekwisiteur’).
De Nederlandse titel, Meisjesherinneringen, klinkt zoetelijker dan de Franse. Van belang in die titel was vooral dat Ernaux niet de ervaringen van één meisje beschrijft, maar dingen die iedereen tot op zekere hoogte heeft meegemaakt; haar herinneringen hebben een symptomatische, generieke kwaliteit. En hoewel haar mémoire de fille genderspecifiek is, kan elke lezer (m/v) zich erdoor aangesproken voelen. Want wie heeft niet ooit aan den lijve ondervonden wat schaamte en vernedering is? En wie kent niet de onuitwisbare verwarring van de eerste keer?