Eerder schreef ik over de spagaat, zoals ik de aanpak heb genoemd die ik bij het vertalen van Les Liaisons dangereuses heb gevolgd – na te hebben geconstateerd dat mijn aanvankelijke aanpak niet werkte. Een van de dingen die ik na het Grote Inzicht radicaal moest veranderen, was de verdeling tussen ‘u’ en ‘jij’. Dat is altijd een lastig punt bij vertalingen uit het Frans, want vous mag dan volgens het woordenboek ‘u’ betekenen en tu ‘jij’, er zijn ook genoeg contexten waar vous met ‘jij’ moet worden vertaald: de Fransen leggen de grens op een andere plaats en zijn over het algemeen wat formeler, hoewel ze God dan wel weer tutoyeren (waarbij moet worden aangemerkt dat het Nederlandse ‘gij’ oorspronkelijk een vormvariant van ‘jij’ is ).
In de Franse tekst van de Liaisons ontspint zich tussen vous en tu een interessant spel. Aanvankelijk is Cécile Volanges de enige die iemand tutoyeert, namelijk haar kloostervriendinnetje Sophie Carnay (van wie de samensteller, C*** de L***, geen brieven heeft opgenomen omdat ze niets aan het begrip van de gebeurtenissen bijdragen). Verder vousvoyeert iedereen elkaar, zelfs het schurkenpaar Valmont/Merteuil en de tortelduifjes Cécile/Danceny. De eerste ’tu’ die niet Sophie Carnay is, staat in het beroemde Ce n’est pas ma faute-briefje dat Merteuil in brief 141, op viervijfde van het boek, aan Valmont meestuurt om hem zover te krijgen dat hij de moeizaam veroverde présidente de Tourvel definitief laat vallen; zou Merteuil aannemen dat Valmont zijn ‘schatje’ inmiddels is gaan tutoyeren?
Maar het echte vuurwerk begint pas iets verderop, in brief 148 van Danceny aan Merteuil. In brief 118 had hij alleen nog maar een slippertje met haar begaan (‘Ssst! Laten we dat foutje maar liever vergeten om er niet nogmaals in te vervallen’), maar nu is het echt raak:
Ô vous que j’aime ! ô toi que j’adore ! ô vous qui avez commencé mon bonheur ! ô toi qui l’as comblé ! Amie sensible, tendre Amante, pourquoi le souvenir de ta douleur vient-il troubler le charme que j’éprouve ? Ah ! Madame, calmez-vous, c’est l’amitié qui vous le demande. Ô mon amie, sois heureuse, c’est la prière de l’amour.
Als vriendin vousvoyeert hij haar, als geliefde tutoyeert hij haar, netjes om de beurt. Het is de Danceny die we ook in andere brieven tegenkomen, de jongeman met het grote gebaar dat niet zou misstaan op een genrestuk van Greuze. Engelse vertalers kunnen niet zo heel veel met die afwisseling van vous en tu (die beide you worden), maar ook voor nuchtere Nederlanders is dit een erg lastige passage, zoals wel blijkt uit de twee vertalingen die ik hier bij de hand heb, van Adriaan Morriën en van Renée de Jong-Belinfante. Morriën probeert in 1954 de schade voor de Hollandse ziel beperkt te houden door het pathos wat te temperen:
O liefste! O aanbiddelijke vriendin! Jij hebt mij gelukkig gemaakt, onuitsprekelijk gelukkig! Maar waarom, liefdevolle vriendin, tedere beminde, wordt mijn zaligheid verstoord door de herinnering aan jouw smart? Wees niet boos, mevrouw, ik vraag het u uit vriendschap. Wees gelukkig, lieve vriendin, ik smeek het je uit liefde!
Eigenlijk zou deze vertaling een langere analyse verdienen, maar het moge duidelijk zijn dat er veel verloren gaat in Morriëns parafrase, waarmee hij wat mij betreft overigens niet eens het (naar ik aanneem) beoogde effect bereikt. Door maar één keer ‘u’ te gebruiken slaat hij de afwisseling van vousvoyeren en tutoyeren vakkundig plat, met een rare ratjetoe als resultaat. De Jong-Belifante gooit het twaalf jaar later dan ook over een heel andere boeg, die van de woordelijkheid, inclusief het Franse gebruik om uitroeptekens midden in een zin te zetten:
O u die ik liefheb! o jij die ik aanbid! o u! met u is mijn geluk begonnen! o jij! je hebt de maat van mijn geluk volgemaakt! Zachtmoedige vriendin, tedere geliefde, waarom komt de herinnering aan je verdriet een schaduw werpen over de betovering die ik onderga? Ach, Mevrouw wees gerust! het is de vriendschap die u dit vraagt. O, mijn vriendin! wees gelukkig! dit is de smeekbede van de liefde.
Juist door die krampachtige woordelijkheid, die maakt dat we Danceny hier onmogelijk serieus kunnen nemen, heb ik ook grote problemen met de rest van De Jong-Belinfantes vertaling. In feite zijn Morriën en zij elkaars negatief: de een vervlakkend en leesbaar, de ander nauwkeurig en stijf. Morriën heeft in elk geval begrepen dat Nederlands geen Frans met andere woordjes is, wat waarschijnlijk ook verklaart waarom zijn vertaling het zoveel langer heeft uitgehouden. Dat hij het pathos van de geciteerde passage wat omlaag heeft willen draaien snap ik overigens heel goed, want het is niet de bedoeling dat Danceny ongeloofwaardig of belachelijk wordt. Ik heb om die reden alle exclamatieve ô’s in deze alinea onvertaald gelaten:
U van wie ik houd, jij die ik aanbid! U die mijn geluk hebt ontsloten, jij die het compleet hebt gemaakt! Ontvankelijke vriendin, tedere geliefde, waarom komt de herinnering aan jouw verdriet de betovering die ik voel verstoren? Wees gerust, madame, het is de vriendschap die u dat vraagt. Wees gelukkig, lieve vriendin, het is de smeekbede van de liefde.
(Nu ik dit herlees noteer ik meteen een correctie voor een eventuele herdruk: ‘Wees gerust, madame, daar vraagt mijn vriendschap u om. Wees gelukkig, lieve vriendin, dat smeekt mijn liefde je.’)
In de Franse tekst blijft Danceny zijn nieuwe maîtresse, de marquise, ook in brief 150 nog tutoyeren. Daarna barst de orkaan los en zijn de enige twee mensen die nog worden getutoyeerd Valmont en monsieur de Tourvel, samen naamloos verenigd in de ijlende laatste brief van madame de Tourvel, waarin ze beurtelings alle mensen uit haar ‘kring’ aanspreekt.
Maar dat is dus nog maar het begin van het verhaal, want mijn spagatische aanpak dwong me zoals gezegd om de verdeling van vousvoyeren en tutoyeren radicaal te herzien. Daarover de volgende keer.