Vertaal letterlijk, tenzij het resultaat geen goed Nederlands is.
Elke vertaling moet een goed overwogen compromis zijn tussen enerzijds respect voor de brontekst en anderzijds dienstbaarheid aan de lezer. Als die twee met elkaar in conflict komen, moet het eerste altijd de doorslag geven, met andere woorden, moet de dienstbaarheid wijken voor de trouw.
Was getekend: Hans Driessen – als zijn woorden (uit het nawoord bij Berlijn Alexanderplatz) tenminste correct worden geciteerd door de jury van de Filter Vertaalprijs 2016 (Filter 23:1, p. 6). Maar daar mogen we wel van uitgaan.
Ik heb Hans Driessen erg hoog zitten als vertaler. Ik weet ook dat hij niet wars is van enige hersenarbeid, want hij heeft filosofie gestudeerd en o.a. Nietzsche, Schopenhauer, Wittgenstein, Sloterdijk, Marx, Benjamin en Adorno vertaald. Alle reden dus om even heel aandachtig stil te staan bij het model dat hij hier voorstelt.
Driessen onderscheidt twee polen waartussen een vertaling zich kan bewegen, de brontekst en de lezer (van de vertaling). Beide polen trekken als magneten aan de vertaler: de brontekst wil letterlijkheid, respect en trouw, de lezer wil goed Nederlands en dienstbaarheid. Als we de eerste pool A noemen en de tweede B, kan Driessens model dus worden geschematiseerd in de volgende formules, die alledrie tegelijk gelden:
- B > A (goed Nederlands gaat boven letterlijkheid)
- B = A (goed overwogen compromis)
- B < A (dienstbaarheid aan de lezer moet wijken voor trouw aan de brontekst)
Dat model lijkt me op zijn zachtst gezegd onwerkbaar. Letterlijkheid die leidt tot slecht Nederlands dient te worden gecorrigeerd, maar de dienst die de vertaler de lezer daarmee bewijst betekent helaas een verlies aan trouw, dus…
Maar het echte probleem zit elders, namelijk in de impliciete aannamen die aan het model voorafgaan. Welke (semantische, syntactische, fonetische, metrische) elementen blijven precies behouden bij ‘letterlijk’ vertalen, en waarom juist die? Wat is precies ‘goed Nederlands’, en moet ook een oorspronkelijk Nederlandse tekst zich daaraan houden, en waarom? Aan welke aspecten van de brontekst moet een vertaling trouw zijn, en waarom juist die? Moeten oorspronkelijke teksten ook dienstbaar zijn aan de lezer, en zo ja, waarom/hoe? En last but not least: veronderstelt een ‘goed overwogen compromis’ niet al bij voorbaat dat er een conflict is?
Vertalen kan men m.i. niet in een schema vol A’s en B’s zetten. Is geen wiskunde! En nog iets: ik mis het element van de vertaler zelf. De subjectieve factor die onontkoombaar is.
Persoonlijk vind ik het aspect om dienstbaar aan de lezer te zijn, minder zwaar tellen, want deze kan ook meer moeite doen om de tekst tot zich te laten, dus inderdaad trouw
aan de brontekst. Goed Nederlands, indien mogelijk, is belangrijker.
Ben geen vertaler, lerares Nederlands, die graag Noors leest in haar vrije tijd.
Beste Maria,
Vanwege het overlijden van Hans Driessen heb ik je reactie nog even offline gehouden, maar nu staat die online. Mijn eigen antwoord, dat ik je eerder al per mail heb gestuurd, luidt als volgt:
Ik weet niet of je ook andere stukken van me hebt gelezen, want ik denk dat veel daarvan de vraag naar de “subjectieve factor” wel wegnemen. Hier bijvoorbeeld, een lofrede op het creatieve vertalerschap van Hans Boland. Maar de hele site staat er boordevol mee, want de subjectiviteit en eigen inbreng van de vertaler zijn zo ongeveer mijn stokpaardje!
Verder dit: ik heb niet het vertalen in een schema met A’s en B’s gezet, maar de twee (of drie) tegenstrijdige vertaalopvattingen die Hans Driessen tegelijkertijd hanteert. Ik doe hier niets anders dan wat Aristoteles deed bij het beschrijven van bepaalde typen rederingen: als je ze “formaliseert”, zie je beter hoe ze in elkaar zitten – zonder dat de rijkdom van de inhoud daar ook maar enigszins door wordt aangetast.
Groet,
Martin