Exact 150 jaar geleden, op 24 april 1864, arriveerde Charles Baudelaire in Brussel. Over Belgische en andere ergernissen schreef hij fascinerende notities, vertaald door Rokus Hofstede in Mijn hart blootgelegd (uitg. Voetnoot). Op dinsdag 29 april organiseert het Brusselse literatuurhuis Passa Porta een avond rond Baudelaires nagelaten proza. De poète maudit staat ook in het nieuwe nummer van DW B over schrijven zonder vangnet, gepresenteerd door Christophe Van Gerrewey en Daniël Rovers. Acteur François Beukelaers leest voor, tweetalig. Gastvrouw is Gudrun De Geyter.
Mijn hart blootgelegd
Charles Baudelaire is niet alleen de auteur van Les Fleurs du mal en Le Spleen de Paris. Een van de niet-ingeloste beloftes die hij meenam in zijn graf, toen hij in 1867 op zesenveertigjarige leeftijd stierf, was een groot prozawerk waarin hij zich zou leegschrijven en zich zou wreken op de moderne wereld en op de menselijke soort. Van dit project, waaraan hij tussen 1855 en 1866 werkte, zijn alleen onvoltooide notities overgeleverd. Die aantekeningen, opgesplitst in drie reeksen, Flitsen, Mijn hart blootgelegd en Hygiëne, zijn door Rokus Hofstede voor het eerst integraal vertaald. Ze worden aangevuld met een synopsis van België uitgekleed, het beruchte schotschrift tegen de Belgen waar Baudelaire in de laatste twee jaren van zijn leven aan werkte.
De overkoepelende titel Mijn hart blootgelegd is bedrieglijk, want dit proza lijkt in niets op een dagboek in traditionele zin. Baudelaire boekstaaft ontgoochelingen en vereffent persoonlijke rekeningen, verwoordt zijn politieke desillusies en gaat te keer tegen de domheid en platvloersheid van zijn tijd. Die misantropische grondtoon relativeert hij met vermaningen en gebeden, kluchtige scènes en koddige citaten, poëtische mijmeringen en poëticale terzijdes, schetsen voor prozagedichten. De in deze bundel bijeengebrachte toverformules over maatschappij en moraal zijn van kapitaal belang gebleken voor een begrip van Baudelaires wereldbeeld en Baudelaires poëzie.
DW B 2014-2 | ‘Vangnet’
Vele postmoderne romans lijken een ‘vangnet’ te hebben: de auteur zorgt ervoor dat hij niet te pletter kan vallen door fundamentele kritiek, samen met de weerlegging ervan, al in zijn tekst te verweven. Het vangnet is een vrijgeleide voor vrijblijvendheid. Alleen de afwezigheid ervan kan recht doen aan de moeilijkheid van het leven, en in een tekst aan de kwaliteit van de literatuur. Zou het kunnen dat met het ‘vangnet’ een literaire notie is gemunt?
Met dit nummer van DW B willen samenstellers Christophe van Gerrewey en Daniël Rovers een eenvoudige vraag stellen: hoe kan een auteur in een tekst springen zonder eerst een vangnet te installeren? En wat voor tekst ontstaat er in dat geval? Eerder dan de vraag theoretisch te beantwoorden, verzamelen ze voorbeelden van teksten zonder vangnet – en stellen zo een kleine catalogus op van vormen van literatuur waarin telkens een ander risico wordt genomen.
di 29.04.2014 | 20:00. Reserveren kan hier