Er is maar één Franse schrijver wiens boeken nog voor het verschijnen van de Nederlandse vertaling alom worden besproken in Nederlandstalige boekenbijlagen. Dat is niet alleen tekenend voor het prestige van de hedendaagse Franse literatuur, maar ook voor de uitzonderingspositie van Michel Houellebecq daarbinnen. La Carte et le territoire, zijn begin september verschenen nieuwe roman, heeft te onzent louter lovende kritieken gekregen (lezers die het Frans niet machtig zijn zullen moeten wachten tot mei 2011 om zich er een eigen oordeel over te kunnen vormen).
De besprekingen van die nieuwe roman mogen dan getuigen van Houellebecqs status aparte binnen de Franse letteren, dat laat onverlet dat de commentatoren er over de hele linie niet echt raad mee lijken te weten. Hoe positief ook de algemene teneur van die besprekingen, La Carte et le territoire wordt vooral in negatieve zin gekarakteriseerd: ‘Geen aanval op de islam, geen bespuwing van Chinezen, geen seksuele excessen, geen diepe vrouwenhaat, geen xenofobie,’ schrijft Margot Dijkgraaf bijvoorbeeld in NRC-Handelsblad (waaraan nog zou kunnen worden toegevoegd: geen kritiek op de generatie der soixante-huitards, geen detaboeïsering van het reproductief klonen, slechts een uiterst terloopse verwijzing naar sekstoerisme…). Dijkgraaf concludeert dat Houellebecq ditmaal ‘geen zin had om uitsluitend op zijn bekende aambeeld van provocatie, seks en religie te hameren’, maar ‘liever wilde freewheelen rondom andere hete hangijzers in onze huidige maatschappij’, zoals daar zijn ‘de kunstmarkt en het grote geld, de vader-zoonrelatie, moord en doodslag en dan toch ook: Europa in de toekomst.’
De kennelijke thematische wazigheid van La Carte et le territoire wordt bevestigd in andere besprekingen, waarin een soortgelijke opsomming van nevengeschikte maar heterogene motieven wordt gegeven. Marijke Arijs schrijft in de Standaard der Letteren: ‘La Carte et le territoire is geen onschuldig romannetje over het kunstwereldje, maar een regelrecht memento mori, een apocalyptisch boek over een beschaving die op haar laatste benen loopt.’ En Dirk Leyman in De Morgen: ‘La Carte et le territoire enkel lezen als een balzaciaanse maatschappelijke diagnose, is het boek schromelijk tekort doen. Het is evenzeer een melancholische roman over de hoge inzet van het kunstenaarschap, over de grijparmen van de ouderdom en over leven in het blikveld van de dood.’
Maarten van Buuren is de enige criticus die in de nieuwe Houellebecq wel een duidelijke boodschap leest: hij doet in De Groene Amsterdammer een poging om de roman te interpreteren als roman à these. ‘La Carte et le territoire is een aanklacht tegen de moderne samenleving. Houellebecq wijst met een beschuldigende vinger naar de verantwoordelijken en spuwt zijn gal tegen de profiteurs die gebruik maken van de sociale wanorde. (…) De kwaal heet: liberalisme.’ Een verrassende stelling, zoveel is zeker. Het minste wat je kunt zeggen is dat de levensstijl en de opvattingen van Houellebecqs hoofdpersonen van die stelling geen bevestiging vormen; het zijn, net als in Platform en Mogelijkheid van een eiland, grootverdieners voor wie geluk neerkomt op een toestand van sociale en politieke neutraliteit, of gewoon op consumptievrijheid.
Naar mijn stellige overtuiging valt een eenduidige moraal, tendens of boodschap uit La Carte et le territoire dan ook niet te distilleren, wat zou kunnen verklaren waarom de critici er tot nog toe zo weinig zinnigs over hebben gezegd, of het althans lastig vinden om samen te vatten waar het boek over gaat. Het is geen allegorie, bevat geen duidelijke sleutel, laat zich niet tot een kritisch discours reduceren. Het is een roman over de kunstenaarswereld, maar ook een gefictionaliseerd zelfportret, maar ook een variant op de politieroman…
Hardcore Houellebecq
La Carte et le territoire vertelt, om kort te gaan, het levensverhaal van beeldend kunstenaar Jed Martin, zijn ongelukkige jeugd, zijn matig gelukkige liefdesleven, zijn verbijsterende commerciële en artistieke succes. Martin wordt ergens halverwege de jaren 70 van het vorige millennium geboren en sterft ergens in de jaren 50 van het huidige. In zijn leven is een belangrijke bijrol weggelegd voor de schrijver Michel Houellebecq, commentator van een van zijn exposities; het slotdeel van de roman volgt het politieonderzoek naar de moord op de auteur van Elementaire deeltjes. In een epiloog worden de laatste decennia van Martins leven beschreven, die hij in volmaakt isolement doorbrengt op het Franse platteland. Allons, il n’avait pas eu une mauvaise vie, heet het op de voorlaatste pagina.
La Carte et le territoire is een ‘Houellebecq light’, stelt Margot Dijkgraaf – een formule die verwijst naar het relatief lage controversiële gehalte van de roman. Met evenveel recht zou de roman kunnen worden omschreven als een vintage of zelfs een hardcore Houellebecq: als de uitgezuiverde uitdrukking van Houellebecqs gevoelswereld en romankunst, zonder de vertekeningen van vermeende provocaties of literaire schandalen – een romaneske pendant van het illusieloze wereldbeeld van Houellebecqs geestelijke vader Arthur Schopenhauer. Niet voor niets hanteert Houellebecq in zijn beste vorm de ‘lapidaire stijl’ die Schopenhauer als ‘de voorvader van elke stijl’ betitelde.
De Franse flaptekst rept, met een enigszins cryptische formule, van een ‘resoluut klassieke en ronduit moderne’ roman, wat waarschijnlijk bedoelt te zeggen dat het hier geen vormexperiment in modernistische zin betreft, maar een relatief toegankelijk verhaal in de lijn van Houellebecqs vorige boeken, zij het met het vizier gericht op de eenentwintigste eeuw. Die trouw aan het eigen literaire programma wordt in het boek zelf gethematiseerd: ‘in de literatuur, in de muziek is het domweg onmogelijk om van richting te veranderen, je kunt ervan opaan dat je wordt gelyncht.’ Net als in vorige romans gebruikt Houellebecq in La Carte et le territoire een tamelijk glibberig vertelstandpunt, dat de handeling nu eens vanuit de personages beschrijft en zich dan weer overgeeft aan alwetend commentaar. Ook hier biedt hij een terugblik op het heden vanuit de in een melancholisch-verstilde epiloog beschreven toekomst; en vooral legt hij, ook hier, zijn karakteristieke délectation morose aan de dag, een voorkeur voor solitaire, afzijdige, gekwelde hoofdpersonen die zich bewegen in een troosteloos, onttoverd universum.
De fictieve kunstenaar
Met deze beschouwing in vogelvlucht van Houellebecqs nieuwe roman en van een aantal karakteristieke reacties erop heb ik mezelf in een lastig parket gemanoeuvreerd. Kan ik een gezichtspunt innemen dat aan de vele aspecten van deze ongewoon rijke roman recht doet, een synthese voorstellen die geloofwaardiger is dan wat de recensenten tot dusver hebben geschreven? Daartoe ontbreekt mij eerlijk gezegd de durf, of gewoon het vermogen. Wel kan ik akte nemen van een tot nog toe in de receptie van het boek onderbelicht thema: La Carte et le territoire is, voor alles, een kunstenaarsroman.
Jed Martin, de hoofdpersoon, zou daarmee een plaats hebben verdiend in de onvolprezen Encyclopedie van fictieve kunstenaars die in 2000 bij Nijgh & Van Ditmar is verschenen op initiatief van Koen Brams, een verzameling van 250 minibiografieën van schilders en beeldhouwers die hun leven danken aan de verbeelding van schrijvers. Brams’ Encyclopedie was de bakermat van een nieuw, hybridisch literair genre, een kruising van literaire kritiek, kunstenaarsbiografie en encyclopedisch lemma. Hoe zou een fictief lemma over Martin eruit kunnen zien?
Lees hier verder.