Als een schrijver van het type ‘omstreden en wereldberoemd’ een nieuwe roman publiceert, brengt dat altijd een heel circus met zich mee. Zo ook nu weer: Houellebecqs jongste was nog niet van de persen of het barstte aan alle kanten los. Tientallen recensies (opvallend positief dit keer), honderden juichende dan wel neerbuigende blogposts, tal van interviews met de auteur in alle mogelijke media, run op de boekhandels (200.000 exemplaren verkocht in een week), nominatie voor verschillende belangrijke prijzen (Goncourt, Renaudot, Femina), en natuurlijk een heel circuit van al dan niet op waarheid berustende ‘literaire berichtgeving’. Na de eerdergenoemde ‘plagiaat’-affaire volgde er nog een tweede (de titel zou zijn gestolen van een ongepubliceerd boek dat Houellebecq jaren geleden in de kast had moeten zien staan bij de aanvoerster van zijn toenmalige fanclub, tevens zus van de volslagen onbekende auteur), maar voor een nieuwe Houellebecq veroorzaakt La Carte et le territoire eigenlijk opvallend weinig gekrakeel. Het betreft dan ook een ‘Houellebecq light’, zoals Margot Dijkgraaf de roman in haar NRC-verslag betitelde; hij bevat namelijk ‘geen aanval op de islam, geen bespuwing van Chinezen, geen seksuele excessen, geen diepe vrouwenhaat, geen xenofobie’.
Dat is misschien wel het lastigste bij het vertalen van zo’n auteur, en in elk geval het vermoeiendste: het omgaan met de wilde beeldvorming eromheen. In de spektakelmaatschappij zijn relativeringen ongewenst en schandalen broodnodig, dus waag het eens te beweren dat Houellebecq géén vrouwen- en vreemdelingenhater is (eerder een mannenhater). Ik probeer het allemaal maar een beetje langs me heen te laten gaan. Dat veel mensen de afwezigheid van bepaalde eigenschappen de opvallendste eigenschap van La Carte et le territoire vinden, soit. Zelf vind ik het een van de mooiste boeken die ik de laatste jaren heb gelezen, en de beste Houellebecq sinds Elementaire deeltjes. Het leven van hoofdpersoon Jed Martin ontroert me, de beschrijving ervan houdt precies het juiste midden tussen afstand en betrokkenheid, en hoewel het verhaal tot het detectiveachtige derde deel moeilijk ‘spannend’ kan worden genoemd, kon ik het boek niet wegleggen: in al zijn onnadrukkelijkheid zuigt het de lezer mee. Dat komt denk ik vooral door de subtiele stijl, waarmee Houellebecq een heel nieuwe weg is ingeslagen, zoals hij me zelf ook mailde: juist in heterogene passages heeft hij gestreefd naar vloeiendheid, in plaats van de kleine en grote stilistische schokeffecten die voorheen zijn handelsmerk waren.
Daarom heb ik erg veel zin in deze vertaling. Proberen aan te voelen waar een auteur die je door en door kent zich heeft vernieuwd, en die vernieuwing proberen om te zetten in een nieuwe ‘vertaalstrategie’, dat is voor een vertaler de mooiste uitdaging die er bestaat.
En gelukkig verschijnt het boek weer gewoon bij De Arbeiderspers, in de mooie maand mei (als alles meezit). Titel: De kaart en het gebied.
Naschrift 23/9/2010
Lezersvraag: waarom verschijnt de vertaling pas in mei? Antwoord: omdat het zo’n zes maanden kost om een dergelijk boek goed te vertalen (o.a. om deze reden).