Gargantua-Pantagruel is een roman avant la lettre. Een miraculeus, nooit meer terugkerend moment, waarin een kunstvorm nog niet is uitgekristalliseerd en dus nog niet normatief afgebakend. Zodra de roman zich begint te profileren als een apart genre of (beter) een autonome kunstvorm, krimpt zijn oorspronkelijke vrijheid; er komen esthetische censoren die menen te mogen decreteren wat wel of niet met de aard van die kunstvorm overeenstemt (wat wel of niet een roman is), en er vormt zich een publiek, dat algauw bepaalde gewoonten en bepaalde eisen heeft. Dankzij die aanvankelijke vrijheid van de roman bevat het werk van Rabelais eindeloos veel esthetische mogelijkheden, waarvan er in de latere ontwikkeling van de roman een aantal zijn verwezenlijkt en andere nooit. En de romancier erft van zijn voorgangers niet alleen alles wat is verwezenlijkt, maar ook alles wat mogelijk is geweest. Rabelais herinnert hem daaraan.
[Milan Kundera, Een ontmoeting – essays over literatuur, beeldende kunst en muziek, vertaling Martin de Haan. Ambo, 2009.]