web analytics

De zichtbare vertaler 14: Boekvertalers

In mijn bijdrage aan het allereerste nummer van VvL.nu (najaar 2006) stelde ik een fundamentele vraag: wat bezielt ons om als literaire schrijvers en vertalers samen in één club te gaan zitten, in plaats van aansluiting te zoeken bij onze respectieve niet-literaire vakgenoten?

De vraag is nu weer even heel actueel, want sinds enige tijd is er een discussie gaande over eventuele toetreding van een grote groep niet-literaire boekvertalers tot de VvL of de VSenV. Het is een interessante discussie, niet in de laatste plaats omdat we erdoor worden gedwongen onze eigen uitgangspunten weer eens expliciet onder ogen te zien. Wie zijn die ‘Letterkundigen’ in de naam van onze vereniging, wie zijn de ‘Schrijvers en vertalers’ in de naam van de VSenV, hoe gaan we om met veranderingen in de markt, hoe verhouden we ons tot onze gesprekspartners in het literaire veld?

Door het schrijven van het Vertaalpleidooi en mijn lidmaatschap van de Europese vertalersraad CEATL ben ik de laatste jaren anders tegen deze vragen aan gaan kijken. In de meeste landen om ons heen wordt een veel bredere definitie van het begrip ‘literair vertaler’ gehanteerd dan bij ons het geval is: ‘literair’ is daar niet synoniem aan ‘hoogwaardig’ of ‘waardevol’, maar verwijst naar literatuur in de eerste betekenis die Van Dale onderscheidt: ‘het geheel der schriftelijke overlevering van een volk of een tijd (synoniem: letterkunde, letteren)’. Literair vertalers zijn dan vertalers van alle soorten teksten die aanspraak kunnen maken op oorspronkelijkheid en om die reden auteursrechtelijk beschermd zijn. Of beter nog: literair vertalers zijn makers van auteursrechtelijk beschermde vertalingen.

De groep boekvertalers die zich nu bij de VvL of de VSenV wil aansluiten, behoort tot deze categorie: het zijn ‘letterkundigen’ in ruimere zin, die onder andere veel non-fictie vertalen. En net als de ‘literair vertalers’ die al lid zijn van de VvL willen zij vooral twee dingen, die eigenlijk alleen collectief kunnen worden bevochten: een fatsoenlijk contract en een redelijk honorarium. Ter illustratie: contracten waarbij het auteursrecht volledig aan de uitgever wordt overgedragen (inclusief de persoonlijkheidsrechten, in strijd met de auteurswet) zijn eerder regel dan uitzondering, en het gemiddelde woordtarief ligt ook veel lager dan bij boeken waarvoor het modelcontract geldt, terwijl er voor dit soort vertalingen geen marktcompenserend werkbeurzensysteem bestaat. Het gevolg is niet alleen een enorme druk op de vertaalkwaliteit, maar ook een nogal kunstmatige scheiding tussen twee soorten teksten en twee soorten boekvertalers.

Daarmee wil ik niet zeggen dat alle problemen tot het verleden behoren zodra de betreffende groep vertalers zich mag aansluiten bij moedertje VvL of oma VSenV. In een verkennend gesprek dat we onlangs met een aantal mensen van beide partijen hadden, kwamen we vooral tot de conclusie dat de vereniging alleen iets voor een specifieke groep nieuwe leden kan betekenen als die behalve zijn problemen ook ideeën voor oplossingen meebrengt. De bal moet eerst rollen voordat het gewicht van de vereniging voor een versnelling kan zorgen. Maar wat mij betreft mag dat snel gebeuren.

[VvL.nu 10 (najaar 2009), © Martin de Haan]