‘Rotting wint en schrijft de wet voor.’ Dat zegt Croll, en Croll kan het weten want hij is de enige in het dorp die de rotting bestrijdt, bijvoorbeeld door een aangetaste voet te laten schoonkluiven door een ezel en de wond te bepleisteren met een pasta van gesmolten rat. Dat lucht op.
De seizoenen van de Franse schrijver Maurice Pons is een raar boek. Vrouwen stoppen kikkers in hun vagina, een herbergierster met elefantiasis verwijdert mee-eters bij haar klanten bij wijze van tijdverdrijf, dorpsbewoners binden levende dieren op hun blote buik om zich te beschermen tegen de bittere kou van de jarenlange winter. En als het niet vriest, regent het wel: jaren achtereen, met als gevolg dat alles gaat rotten. Pons vertelt het allemaal zonder een spier te vertrekken, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. En dat is het inderdaad, in de wereld die hij beschrijft. Wat niet wegneemt dat ook de personages zelf die wereld als een hel ervaren: ‘Deze verdomde planeet is onbewoonbaar,’ zegt Croll, die het weten kan.
Toch is juist dit weinig aantrekkelijke bergdorp de plaats waar de vreemdeling Siméon besluit zich te vestigen om het verhaal neer te schrijven dat hij op zijn lever heeft, over de marteldood van zijn zusje Enina in een concentratiekamp in de woestijn. Aan het eind van een lange redevoering voor de dorpsbewoners verklaart hij, versuft op een tafel liggend: ‘Ik moet verschrikkingen beschrijven, bovenmenselijke verschrikkingen en lijden (…) en door die verschrikking moet ik schoonheid bereiken, een schoonheid die de wereld zal zuiveren, die er alle pus uit zal halen, woord voor woord, druppel voor druppel, als een oliespuitje. Waarna de wereld beter zal zijn (…).’
Van dat verlangen naar een betere wereld is De seizoenen doortrokken. Maurice Pons zelf gelooft er niet echt in, getuige het bijzonder pessimistische einde van het boek. Nadat er twee vrolijke ruiters zijn verschenen met enthousiaste verhalen over de eeuwige lente aan de andere kant van de bergen, besluit het hele dorp Siméon te volgen over de bergpas – waar ze na tal van ontberingen op de inwoners van een ander dorp stuiten, eveneens op weg naar een betere wereld na enthousiaste verhalen van twee vrolijke ruiters, maar dan aan déze kant van de bergen. Siméon, de profeet tegen wil en dank, overleeft de woede van de dorpsbewoners niet.
Het schijnt dat Pons bij het schrijven van zijn roman vooral de Holocaust en de Algerijnse oorlog in gedachten had. Die twee toonbeelden van menselijk kwaad worden symbolisch samengebracht in het concentratiekamp in de woestijn waar Siméons zusje de dood heeft gevonden, maar verder worden ze nergens expliciet genoemd: de gitzwarte wereld van De seizoenen is universeel-allegorisch, zoals vertaalster Mirjam de Veth terecht opmerkt in haar nawoord. De namen van de personages zijn dan ook on-Frans: Louana, Brigde, Steppe, Walter Dogde, Croll, Aoste… Alleen Siméon en herbergierster madame Ham krijgen in de overigens prima vertaling een snufje Franse couleur locale mee (waarom niet Simeon en mevrouw Ham?).
Als dit boek uit 1965 ergens aan doet denken, is het wel aan die andere moderne allegorist, Franz Kafka. ‘Kafka zet het onwaarschijnlijke het masker van het waarschijnlijke op,’ zegt een groot bewonderaar van diens werk (Milan Kundera), en Pons heeft zich die les eigen gemaakt: ‘In het onlogische moet strenge logica zitten en in het fantastische een minutieus realisme,’ tekent De Veth uit zijn mond op. Het verklaart ook hoe de beklemmende allegorie van De seizoenen gepaard kan gaan met een zeldzaam gevoel voor het komische, dat opnieuw sterk aan Kafka doet denken, en niet alleen omdat de twee doldrieste douaniers die Pons ten tonele voert overduidelijk geënt zijn op de twee assistenten van landmeter K. in Het slot.
Rotting wint en schrijft de wet voor, zei Croll, maar voor het zover is hebben we heel wat af kunnen lachen – zoals Kafka’s vrienden het ook uitproestten toen hij hun voorlas uit Het proces, een van de zwartste boeken van de wereldliteratuur. Een schrijver (Siméon) die nog nooit een woord op papier heeft gezet en daarvan wordt weerhouden door de vreselijkste voorvallen, van een wegrottende teen tot een geslachtsdeel dat tijdens de daad wordt afgebeten door een kikker, dat is niet alleen tragisch, dat is ook pure slapstick.
Werden er maar meer van dit soort rare boeken vertaald.
- Maurice Pons: De seizoenen, vertaling Mirjam de Veth. Coppens & Frenks, 2008.
[de Volkskrant, 4 april 2008, © Martin de Haan]
Naschrift juli 2010
Vertaalster Mirjam de Veth, die voor deze vertaling de Elly Jafféprijs kreeg, verdedigt in een interview met de Volkskrant haar keuze voor ‘madame Ham’ door te stellen dat dat veel beter klinkt dan het door mij gesuggereerde ‘mevrouw Ham’. Daar heeft ze helemaal gelijk in. Nieuwe suggestie om de naam te ontdoen van de Franse couleur locale: ‘madam Ham’.