Parijs, 16 mei 1764
[…] Een andere passage in mijn brief die u verkeerd hebt begrepen, betreft mijn opmerking dat geboren zijn het grootste ongeluk van allemaal is. Ik ben overtuigd van die waarheid, die niet alleen geldt voor Judas, Job en mijzelf, maar ook voor u, ook voor madame De Pompadour zaliger, voor alles wat is geweest, voor alles wat is en voor alles wat zal zijn. Wie leeft zonder van het leven te houden verlangt daarom nog niet naar de dood, en is zelfs nauwelijks minder bang om het leven te verliezen. Mensen die gelukkig leven, hebben een dieptriest vooruitzicht: ze weten zeker dat er een eind aan komt. Maar met zulke overdenkingen schieten we niet veel op. Wat daarentegen vaststaat is dat we honderd jaar geleden weliswaar geen plezier hadden, maar ook geen pijn en verdriet, en van de vierentwintig uur van een dag vind ik de uren dat we slapen nog het gelukkigst. U beseft niet, en u kunt uit uzelf ook niet beseffen, hoe het leven is voor mensen die nadenken, die peinzen, die wel bezigheden hebben maar geen talent, hartstocht, werk of afleiding; die vrienden hebben gehad en ze zijn kwijtgeraakt zonder nieuwe te kunnen vinden; voeg daarbij nog een verfijnde smaak, een beetje onderscheidingsvermogen en veel waarheidsliefde; steek die mensen de ogen uit en zet ze midden in Parijs of Peking neer, of waar u maar wilt, en ik garandeer u dat het voor hen beter was om niet geboren te zijn. […]
[Madame du Deffand & Voltaire, Ook u, meneer Voltaire, vertaling Rokus Hofstede & Jan Pieter van der Sterre, Perlouses 8, Voetnoot 2004. Zie, over Madame du Deffand, hier een fragment uit het essay ‘De liefhebber van Memoires’ van Cioran]