‘Een spies met niertjes, drie lamsspies, een mixed-grill, een nier met mosterdsaus, een kalfsnier, drie kalfskop, elf kalfslever, een kalfstong, een kalfszwezerik met pommes sarladaises, een terrine van kalfszwezerik, een lamshersentjes, twee verse ganzenlever met druiven, een ingemaakte ganzenmaagjes, twee kippenlevertjes.’
Fransen houden van orgaanvlees, en de in 1982 op 45-jarige leeftijd overleden schrijver Georges Perec vormde geen uitzondering op die regel. Het is een van de vele microsociologische conclusies die we kunnen trekken uit zijn ‘Poging tot inventarisatie van het vloeibare en vaste voedsel dat ik in de loop van het jaar negentienhonderdvierenzeventig door het keelgat heb gejaagd’, een autobiografische tekst van een wat ongebruikelijk type, opgenomen in een boek dat wel meer ongebruikelijke teksten bevat. Ik ben geboren, zoals de veelzeggende titel luidt, is het absolute tegendeel van het soort ontboezemingsliteratuur waaraan de reeks Privé-domein zijn bestaansrecht, zijn charme én zijn beperkingen dankt.
Toch is dit, na W of de jeugdherinnering, al het tweede boek van Perec in de reeks. Voor wie hem alleen kent als de taalvirtuoos die een roman zonder de letter e schreef (La Disparition) en die tal van andere teksten componeerde aan de hand van dergelijke contraintes, van tevoren opgestelde vormbeperkingen, wekt die autobiografische ingang misschien verbazing. Maar ook in Perecs meest formalistische werk is er altijd iets wat uitnodigt tot een terugkoppeling naar zijn leven, iets wat zich misschien het beste laat omschrijven als een leemte: door in de strakke vorm een onvolledigheid in te lassen en die tot thema van de tekst te maken, vraagt de schrijver zijn lezer als het ware op zoek te gaan naar het ontbrekende stukje van de puzzel.
Voor de Nederlandse lezer anno 2003 is dat puzzelstukje snel gevonden, want tegelijk met Ik ben geboren is er een korte inleiding in het werk van Perec verschenen, geschreven door Perec-specialiste en voormalig NRC Handelsblad-recensente Manet van Montfrans. Georges Perec, een gebruiksaanwijzing, zoals het boekje heet (met een tamelijk vette knipoog naar Perecs magnum opus, Het leven een gebruiksaanwijzing), is voorbeeldig in zijn soort: helder, erudiet en overtuigend, met als onontkoombare conclusie dat de schrijver zijn werk heeft geconstrueerd rondom een ‘fysieke en emotionele leegte’, veroorzaakt door de dood van zijn vader als vrijwilliger aan het front in 1940 en, vooral, de deportatie van zijn moeder naar Auschwitz in 1943. De leemte in het werk verwijst naar de leemte in het leven.
De kaarten lijken dus geschud: twintig jaar na Perecs dood ligt de betekenis van zijn werk vast, we hebben de gebruiksaanwijzing voor onze neus en hoeven niet meer te zoeken naar het ontbrekende puzzelstukje. De leemte is gevuld. Het enige wat we nog kunnen doen is medelijden voelen, of ontzetting, of wat voor emotie de leemte in Perecs leven ook bij ons oproept: de feiten spreken voor zichzelf en wegen zwaarder dan alle literatuur bij elkaar. Of toch niet? In een essay over Robert Antelme, opgenomen in Ik ben geboren, bestrijdt Perec dat feiten voor zichzelf spreken. In veel kampliteratuur, zegt hij, ‘stapelt men feit op feit, levert men de ene na de andere uitputtende beschrijving van episodes waarvan men dacht dat ze intrinsiek betekenisvol waren. Maar dat waren ze niet. Ze waren het niet voor ons. Wij waren er niet bij betrokken.’
Wij, lezers van het werk van Georges Perec, waren niet betrokken bij de gebeurtenis die bepalend is geweest voor zijn leven en zijn werk. We kunnen die gebeurtenis benoemen en beschrijven, móéten dat ook doen (het werk vraagt erom), maar het kost ons geen moeite: we hebben geen leemte nodig om ons uit te drukken, in tegenstelling tot de schrijver zelf, die bijna een heel leven nodig had om zijn eigen verleden en joodse afkomst onder ogen te kunnen zien. Maar zodra iemand anders dat verleden aanraakt, verandert het van substantie en wordt het banaal: omdat het alles verklaart, verklaart het tegelijkertijd ook niets. Het is alsof het puzzelstukje dat de leemte moet vullen ineens een andere vorm heeft aangenomen en niet meer past – precies zoals het puzzelstukje dat Bartlebooth, de hoofdpersoon van Het leven een gebruiksaanwijzing, op het moment van zijn dood in zijn vingers heeft.
Het leven is geen gebruiksaanwijzing: het werk wrikt zich los van de individuele biografie. Na de onontbeerlijke, verplichte kuur van de biografische duiding, exemplarisch uitgevoerd door Manet van Montfrans, zien we dat er nog altijd een leemte heerst in Perecs oeuvre, en daarnaast een volheid die met een beroep op het leven niet kan worden verklaard. Daarom is het goed dat er naast W of de jeugdherinnering, waarin Perec voor het eerst openlijk over zijn jeugd schreef, nu een tweede boek met egodocumenten in het Nederlands is verschenen. Ik ben geboren, samengesteld en elegant vertaald door Rokus Hofstede, kan worden gezien als een aanzet (een begin, maar ook: een aansporing) tot de vrije kuur die op de verplichte kuur behoort te volgen, en die het leven op een geheel andere manier tot inzet van het werk maakt.
Die inzet zou, met een begrip dat Perec zelf in een interview gebruikt, ‘unanimistisch’ kunnen worden genoemd. ‘Dat is een literaire beweging,’ zegt de schrijver, ‘die niet veel bijzonders heeft opgeleverd maar die, vind ik, wel een erg mooie naam heeft. Een beweging die, uitgaand van jezelf, naar de anderen toegaat.’ Niet het unieke, onzegbare Ik staat centraal in de unanimistische benadering van de wereld, maar de mens in zijn menselijke specificiteit: ieder individu is in de eerste plaats een verzameling niet-individuele kenmerken, en wie iets van de menselijke wereld wil begrijpen, zal zich vooral op die ‘banale’ feiten moeten richten. Wie zichzelf kent in zijn platvloerse alledaagsheid, kent ook de ander: ik ben geboren, net als jij.
Perec schetst geen verheven beeld van de mens, noch van de mens die hij zelf is. Een mens is een dier dat zichzelf met voorwerpen omgeeft en verlangt naar nieuwe voorwerpen om zich mee te omgeven – niet zo heel anders dan een aap dus, alleen wat vernuftiger en soms wat abstracter in zijn keuzes: een mens begeert niet alleen materiële voorwerpen, maar ook immateriële, zoals theatervoorstellingen en duikvakanties. Voor Perec is de literatuur bij uitstek de plaats waar die uit voorwerpen opgebouwde leefwereld kan worden geboekstaafd en onderzocht, al is het resultaat per definitie onvolledig en voorlopig, want de beschrijving kan altijd gedetailleerder, en de feiten kunnen altijd weer anders worden geordend – waarmee ze wezenlijk van aard veranderen: feiten spreken nooit voor zichzelf.
Zo zijn ook Perecs meest ‘objectieve’ teksten tegelijkertijd door en door subjectief. Zelfs in schijnbaar neutrale opsommingen van schijnbaar onbetekenende voorwerpen is altijd de blik van de schrijver aanwezig, het bindende principe dat de feiten laat spreken in hun onderlinge samenhang. De dingen die op zijn werktafel liggen, de dingen die hij toch echt zou moeten doen voor hij doodgaat, de vaste en vloeibare dingen die hij in het jaar 1974 door zijn keel heeft laten gaan: ze worden vrijwel zonder commentaar opgesomd, maar krijgen in en door de opsomming een plaats.
Typerend is het droste-effect dat optreedt in de prachtige tekst ‘Still life / Style leaf’. De schrijver beschrijft daarin opnieuw de voorwerpen op zijn bureau – inclusief de tekst zelf, die binnen de beschrijving woordelijk (maar met subtiele verschillen) wordt herhaald, inclusief de noten van de vertaler (al worden die wel doorgenummerd, maar ook de sigarendoos wordt steeds leger: de tijd schrijdt voort). Die verdubbeling zegt niet alleen veel over de wisselwerking tussen de beschrijving en het beschrevene, de blik en het object, maar is ook bijzonder vermakelijk: een tekst van Perec valt nooit zwaar op de maag.
‘Vijf konijn, twee konijnenpeper, een konijn met noedels, een konijn met roomsaus, drie konijn met mosterdsaus, een lapin chasseur, een konijn met dragon, een konijn tourangelle, drie konijn met pruimedanten.
Twee jong konijn met pruimedanten.’
- Georges Perec, Ik ben geboren, gekozen, vertaald, geannoteerd en uitgeleid door Rokus Hofstede. De Arbeiderspers, 2003.
- Manet van Montfrans, Georges Perec, een gebruiksaanwijzing. De Arbeiderspers, 2003.
[de Volkskrant, 29 augustus 2003, © Martin de Haan]