Frans experimenteel genie (geb. Montmorency, Frankrijk; actief ca. 1910) dat zich bewoog op het raakvlak van kunst en wetenschap. Als bewoner van het landgoed Locus Solus bij Montmorency kon hij in alle rust werken aan zijn grootse projecten, zonder echter van de buitenwereld afgesneden te zijn: de hoofdstad bevond zich op slechts een kwartier afstand, en wanneer zijn experimenten tot een bezoek aan een gespecialiseerde bibliotheek noopten, aarzelde hij niet er zich naartoe te begeven.
Het revolutionaire werk van Canterel en zijn assistenten kan worden beschouwd als een voorloper van de kinetische kunst die in de jaren 50 opgang maakte. Ook zijn er reeds elementen in aanwezig die in de richting van de environment- en installatiekunst wijzen. Canterel zag zijn constructies voornamelijk als een soort attracties, waarmee het door de kunstenaar zelf geselecteerde publiek kennis kon maken tijdens een rondleiding op het landgoed, dat daarmee als het eerste kunstattractiepark ter wereld kan worden beschouwd. Het tentoonstellen van de constructies in een museum was ten enenmale uitgesloten: Canterel had zijn kunstwerken volledig geïntegreerd in de omgeving, een verplaatsing zou het beoogde effect teniet hebben gedaan.
De vaak wat macabere attracties liepen uiteen van een eenvoudig aarden beeld afkomstig uit Timboektoe (waarbij Canterels scheppende rol zich beperkte tot de integratie in de omgeving) tot ingewikkelde constructies die verschillende functies combineerden. Er was bijvoorbeeld een soort van straatstamper, of juffer, opgehangen aan een kleine ballon, die zo geconstrueerd was dat hij, gestuurd door de wind, uit een chaos van verschillend gekleurde menselijke tanden een mozaïek samenstelde dat een Scandinavische mythe verbeeldde. Een andere attractie werd gevormd door een enorme glazen vrieskast waarin de kunstenaar doden opnieuw de beslissende scène van hun leven liet meemaken.
Het beste voorbeeld van Canterels wetenschappelijk-experimentele kunstbenadering was ongetwijfeld de ‘reuzendiamant’, een diamantvormig waterreservoir dat op de zonnigste plek van het terrein stond. Het reservoir was ongeveer twee meter hoog en drie meter breed, en was gevuld met de door Canterel uitgevonden vloeistof aqua-micans (letterlijk: ‘fonkelend water’), die de unieke eigenschap had dat mensen en dieren er gewoon in konden ademen. In die vloeistof had hij verschillende kinetische elementen geplaatst: de danseres Faustine, die met haar uitwaaierende haardos een hemelse muziek voortbracht; de kale Siamese kat Không-dêk-lèn, die het afgehakte hoofd van Danton door elektrische stroomstoten aan het praten bracht; zeven cartesiaanse duikertjes, die elk in hun op- en neergaan een historisch of mythologisch tafereel verbeeldden; en zeven zeepaardjes, die een bol van gestolde sauternes voorttrokken en een wedren aangingen.
Canterels werk is zeer waarschijnlijk volledig verloren gegaan. Door de gedetailleerde verslagen van sommige bezoekers van Locus Solus zijn we echter goed gedocumenteerd omtrent de werking en de theoretische achtergronden van zijn attracties. Op grond daarvan is het niet overdreven in Canterel een van de belangrijkste pioniers van de moderne kunst te zien. [MdH]
- Raymond Roussel, Locus Solus, 1914
[Lemma uit Koen Brams, Encyclopedie van fictieve kunstenaars (Nijgh & Van Ditmar, 2000), © Martin de Haan]